| |
| |
| |
Maatstaf
Opgericht in 1952
Redactie:
nrs. 1-4: |
Mensje van Keulen, Koen Koch, Gerrit Komrij, William D. Kuik, Martin Ros, Th. Sontrop, Peter Vos |
nrs. 5-6-12: |
Dezelfden, behalve Peter Vos, maar met Ethel Portnoy |
Redactieadres: Maatstaf, Singel 262, Amsterdam-C
Uitgever: B.V. De Arbeiderspers, Singel 262, Amsterdam-C
Jrg. XXVII, |
nr. 1: |
januari 1979, 84 pp. |
|
nr. 2: |
februari 1979, 88 pp. |
|
nr. 3: |
maart 1979, 88 pp. |
|
nr. 4: |
april 1979, 84 pp. |
|
nr. 5-6: |
mei-juni 1979, 160 pp. |
|
nr. 7: |
juli 1979, 88 pp. |
|
nr. 8-9: |
augustus-september 1979, 140 pp. |
|
nr. 10: |
oktober 1979, 96 pp. |
|
nr. 11: |
november 1979, 104 pp. |
|
nr. 12: |
december 1979, 96 pp. |
| |
I. Poëzie
BARENDREGT, Hans
Gedichten, 7, pp. 52-54
Dieren aan de stadsrand: ‘Er zit een kleine jongen in de straat’ p. 52 |
De leraar en de leerling: ‘En breng me nu eens, kinderen, van 't verschil’ p. 53 |
De kruising: ‘Mijn zoon springt parachute. Hij zei tot mij:’ p. 54 |
|
|
|
BASTET, F.L.
De zwemmerGa naar voetnoot1, 4, pp. 41-47
Met hem alleen: ‘Met hem alleen heb ik te maken’ p. 41 |
Terug: ‘Weer slapen in het oude bed’ p. 41 |
Dingen: ‘Ik ging de trap op en zijn kamer binnen’ p. 42 |
E.: ‘De portefeuille en de kleine’ p. 42 |
Donar: ‘Tegen de zware wolkenlucht’ p. 42 |
Winter: ‘Langzame dagen en de nachten’ p. 43 |
Lopen: ‘De koude nacht, de harde straat’ p. 43 |
Index: ‘Liefde staat ergens onder L’ p. 44 |
Ondergrond: ‘Gekelderd en ik schrijf in vocht’ p. 44 |
Dagtaak: ‘Nevel bekent geen kleur en doodt’ p. 45 |
Mondriaan: ‘De strenge weken parallel’ p. 45 |
December: ‘Ingesloten in deze dagen’ p. 46 |
Eind: ‘Zwijgzaam zoals het huis waarin hij woonde’ p. 46 |
Voorjaar: ‘Toen dreef een zwemmer trager tussen’ p. 47 |
|
|
| |
| |
BIJSTERBOSCH, Willem
Gedichten, 12, pp. 73-76
Demi-monde de La Haye on gay liberation-day 30 june: ‘Hij zet koffie in het souterrain’ p. 73 |
Kunstenaar: ‘Hier ligt twintig francs maak er dertig van’ p. 74 |
Hôtel des Invalides, Paris: ‘Ik kon, eenmaal binnen? met behulp’ p. 75 |
Ontmoeting tijdens een storm: ‘Papendrecht! Papendrecht’ p. 76 |
|
|
|
BOON, L.P.
Zo zal ik dan worden. Drie gedichten van een stilaan oudwordend man, 4, pp. 10-12
1. | ‘Zo zal ik dan worden’ p. 10 |
2. | ‘Vandaag bij je graf, lieve paps’ p. 11 |
3. | Het brilletje van oma: ‘ik weet het nog steeds en wel’ p. 12 |
|
|
Bos bij nacht. Vier gedichten bij de dood van mijn broer Frans-Herman, 4, pp. 13-16
1. | Vallen van de avond: ‘vallen van de avond duister om me heen’ p. 13 |
2. | Volkomen duister is nu het bos, p. 14 |
3. | Op het pad in het nachtduistere bos, p. 15 |
4. | Stilte in het donkere bos, p. 16 |
|
|
|
BRUYN, E.B. de
Op J.B. Charles, 1, p. 77
‘Er zit in mij een schroefje los’ |
|
|
De leestekens. Een anagogische verhandeling, 2, pp. 21-30
‘Aldus had Wouter vast geschreven’ |
|
|
Havenpraat, 5-6, pp. 63-64
De zeeman: ‘Mejoffer, mag ik straks verhopen’ p. 63 |
De joffer: ‘Als gij sinjeur, voor drank gezwicht’ p. 64 |
|
|
|
BÜCH, Boudewijn Maria Ignatius
Le château (Nohant-sur-Indre)Ga naar voetnoot1, 5-6, pp. 111-112
‘dit vers was leger als het niet geschreven werd’ |
|
|
|
CHARLES, J.B.
Gedichten, 12, pp. 19-20
De blauwe stoelGa naar voetnoot2: ‘Ik schreef een huis, ik schreef de vloeren’ p. 19 |
Geboorte: ‘Dit is het gevecht dat iedereen wint’ p. 20 |
|
|
|
DALENOORD, F.G.
Apotheose, 5-6, p. 53
‘Als ik mij daartoe wou wer-’ |
|
|
| |
| |
Gedichten, 7, pp. 7-14
L'art pour l'art: ‘Wat is de winst? Wat ik diep voel -’ pp. 7-8 |
OvergangsjarenGa naar voetnoot1: ‘Er is een volk, verwant aan Kirgie -’ p. 9 |
Milieu: ‘Ik weet niet precies waar alles’ p. 10 |
De schilder: ‘Kalm loopt de rivier over’ p. 11 |
Het feit: ‘Ik zag mijn moeder, voor ze’ p. 12 |
Autarkie: ‘Hermes, magere verslinder van stoffige wegen’ p. 13 |
Frühromantik: ‘Jij die je dagelijks in mij onder de’ p. 14 |
|
|
|
DHONDT, Astère Michel
De brieven van de soldaat aan de oningewijde lezer, 5-6, pp. 54-62
1. | Roofbouw. Op weg naar Piazza Armerina, maandag 16 jan. 1978, p. 54 |
| ‘De heuvels van Ibla Tabla liggen kaal’ |
2. | Romeins jachtverhaal. Piazza Armerina, dinsdag 17 jan. 1978, p. 55 |
| ‘De mozaiken in de Romeinse villa waren minder’ |
3. | Op weg naar de bloeiende amandelboomgaarden, Syracuse, donderdag 19 jan. 1978, p. 55 |
| ‘Bij Cassibile stond er één amandelboom in bloei’ |
4. | Griekse vestingbouw. Syracuse, vrijdag 20 jan. 1978, p. 56 |
| ‘De spijkerburcht van Dionysius stond uitdagend’ |
5. | Barok stadje met omgeving. Noto, zaterdag 21 jan. 1978, p. 57 |
| ‘Boeren waren citroenen aan het plukken’ |
6. | Avondmis. Ragusa, zaterdag 21 jan. 1978, p. 57 |
| ‘Beneden, in een arm van het landschap, lag het’ |
7. | Maffe stad. Gela, maandag 23 jan. 1978, p. 58 |
| ‘Een valk landde in de nieuwe wijngaard’ |
8. | Reis van de irissen. Caltanissetta, dinsdag 24 jan. 1978, p. 58 |
| ‘Onder een stralende zon verliet ik Gela’ |
9. | Normandische architectuur. Caltanissetta 24 jan. 1978, p. 59 |
| ‘Op een heuvel in een olijfboomgaard lag de abdij’ |
10. | Barokke kerkbouw, Caltanissetta, woensdag 25 jan. 1978, p. 59 |
| ‘De fresco's van de Vlaming Wim Borremans in het’ |
11. | Middeleeuwse landschap. Palerma, donderdag 26 jan. 1978, p. 60 |
| ‘Een boerenechtpaar trok op muilezels door het’ |
12. | Koningskerk. Palermo, vrijdag 27 jan. 1978, p. 60 |
| ‘Op het schip van de grote moskee bouwden de Noor-’ |
13. | Arabische architectuur. Palermo, zaterdag 28 jan. 1978, p. 61 |
| ‘Fris en bekoorlijk staan de kleine moskeeën in’ |
14. | Normandisch klooster. Monreale, zondag 29 jan. 1978, p. 61 |
| ‘De kruisgang van het acht eeuwen oude klooster’ |
15. | Terugkeer naar de katakomben. Palermo, maandag 30 jan. 1978, p. 62 |
| ‘Veel kerken staan leeg en werden gesloten’ |
|
|
|
DILLING, Henk R.
Maat 47, 4, p. 63
‘Iedere seconde bracht hem’ |
|
|
|
EIJKELBOOM, J.
Emily Dickinson, Vier gedichten. Vert.: J. Eijkelboom, 2, pp. 9-12
That love is all there is: ‘Dat liefde alles is’ p. 9 |
The murmur of a bee: ‘Het zoemen van een bij’ p. 10 |
The soul selects her own society: ‘De ziel verkiest haar eigen maatschappij’ p. 11 |
I years had been from home: ‘k Was jaren weg van huis geweest’ p. 12 |
|
|
| |
| |
GERLACH, Eva
Gedichten, 3, pp. 41-45
‘De wasvrouw droeg een vilthoed onder het strijken p. 41 |
‘Vrijdags moet ik haar helpen met de kreeften’ p. 42 |
‘Soms neemt hij je voor je gezondheid mee’ p. 43 |
‘Je liep in het donker langs de sloot, een dreg’ p. 44 |
‘Hij zit in groot tenue op het bankstel’ p. 45 |
|
|
|
HAFT, Lloyd
Ai Qing, Gedichten. Inl.Ga naar voetnoot1 en Vert.: Lloyd Haft, 10, pp. 70-76
Groen; Hoop; Westmeer; Ontvolkt; Plateau, p. 71; 72; 73; 74; 74 |
Bron; Op een pakje Chileense sigaretten; Het winterbos; p. 75; 75; 76 |
|
|
|
HOLMAN, Theodor
Gedichten, 1, pp. 14-16
Mijn neefje: ‘Ik heb een neef die reist de wereld rond’ p. 14 |
Broer: ‘Broer groef onder zijn huis z'n diepe kuil’ p. 15 |
Mijn oom: ‘Mijn oom Johan bezat een oud kasteel’ p. 16 |
|
|
|
HOOSEMANS, Petrus
‘G. Reve’ Een herinneringGa naar voetnoot2, 8-9, pp. 92-95
‘Toen het lang na middernacht was en 'k aan 't einde van mijn kracht was’ |
|
|
|
KOMRIJ, Gerrit
Arlequino's ei, 3, pp. 20-23
‘Je kan een vers aantrekken als een broek’ p. 20 |
‘Stel dat je een gedicht zou schrijven over’ p. 21 |
‘'t Ei breekt. Wat doet de dichter met de dooier’ p. 22 |
‘Wat doe je met een eivlek op je gat?’ p. 23 |
|
|
De monumenten, 12, pp. 32-45 - Met porfolio Leo HofmanGa naar voetnoot3
‘Reclamesterren staan er aan de hemel’ p. 32 |
‘Daar wordt een dode nooit meteen begraven’ p. 41 |
‘Wie zieken opbergt in die stad of - vuiger! -’ p. 42 |
‘Gebouwen zijn aandoenlijk als ruïne’ p. 43 |
‘Hij is gelukkig, die zijn monumenten’ p. 44 |
‘De huizen kermen en de mensen juichen’ p. 45 |
|
|
|
KOUWENBERG, Peter
|
|
KUIK, Dirkje
Gedichten, 12, pp. 8-10
Metamorfose: ‘Vandaag ben ik een lekker dier’ p. 8 |
De vrouw spreekt: ‘Ik heb en het rijk alleen, nog twee kinderen’ p. 9 |
Ster: ‘Vanmorgen stond ik oog in oog’ p. 10 |
|
|
| |
| |
KUIK, William D.
Gedichten, 3, pp. 54-58
Concept voor een detectiveGa naar voetnoot1: ‘Nemen we in gedachten de gruwelijke moord te Raamsdonk’ p. 54 |
De vrede van Tilsit: ‘Vroeger uit hout gesneden’ p. 55 |
Het oude verbond: ‘Toen de slang nog pootjes had’ p. 56 |
Vraag en aanbod: ‘Zoekt men, soms’ p. 57 |
Fanny bij gaslicht - tweegesprek: ‘Dan gaat het ratelen, hier, wees op het front’ p. 58 |
|
|
|
LEEFLANG, Ed
Gedichten, 3, pp. 9-14
Rouaan: ‘Gedaan wat ik kon: gereden naar Rouaan’ p. 9 |
Versnelling: ‘Werd iedere week een jaar ouder’ p. 10 |
Naar Schouwen-Duivenland: ‘Alles uit elkaar gevallen naar het wezen’ p. 11 |
Gedrag: ‘Iemand laten wachten op een hoek’ p. 12 |
Droom: ‘We liepen op een natte stoep’ p. 13 |
1937: ‘Mijn moeder verloor haar portemonnee’ p. 14 |
|
|
Gedichten, 5-6, pp. 11-16
| Ter herinnering aan Nieske Doff, pp. 11-13 |
1. | Overtoom: ‘We liepen op de Overtoom. Het was er’ p. 11 |
2. | Litteken: ‘Het was al weken na het ziekenhuis. Niets’ p. 12 |
3. | Botshol: ‘Alleen ben ik gaan schaatsen op een meer’ p. 13 |
| Dood van een nacht: ‘Deze nacht kwam om als een mens’ p. 14 |
| Stilleven: ‘In een zwijgzame zondagmorgen ligt’ p. 15 |
| Moederkoek: ‘Haar hoge fiets droeg haar voorbij’ p. 16 |
|
|
Gedichten, 8-9, pp. 14-25
Langskomen: ‘Je zat toen ik kwam binnengereisd’ p. 14 |
Keuze: ‘Nederland van Van Goyen geeft misschien’ p. 15 |
Over de helft: ‘Intiem worden met de kleren’ p. 16 |
Na je ziekte: ‘Het geheim van je moeheid is niet opgelost’ p. 17 |
De hazen: ‘We waren in een weitje waar camille’ p. 18 |
Kuifeenden: ‘Trekkende kuifeenden op de plas’ p. 19 |
Een echtpaar: ‘In het Stedelijk zag ik’ p. 20 |
Gorter: ‘Gorters mensbeeld van werkers’ p. 21 |
Stilte: ‘Van Geyen? Heda, Brouwer en Vermeer’ p. 22 |
1945: ‘Op wat legerauto's na lege wegen’ p. 23 |
Natuur: ‘Weinig hoor je klagen’ p. 24 |
Oudheidkunde: ‘Mijn zoon zoekt scherven in de aarde’ p. 25 |
|
|
Gedichten, 11, pp. 13-19
Vijf najaarsgedichten, pp. 13-17 |
‘Veel zal ik weer moeten wegdenken’ p. 13 |
‘Ook in de oorlogen was het herfst’ p. 14 |
‘Een oude zee-den met veel witte ellebogen’ p. 15 |
‘Wrok, vraatzucht en ontoereikende moed’ p. 16 |
‘Er komt schuim op de lippen van de nacht’ p. 17 |
Zwaarteloos: ‘Eens dreigde ik dat ik pas wilde doodgaan’ p. 18 |
Afkomst: ‘Dat jullie het zomaar oorlog lieten worden’ p. 19 |
|
|
| |
| |
MESTEROM, Harry
Kameel, 8-9, p. 103
‘Nooit zag ik een landschap’ |
|
|
|
MULDER, Hanns
|
|
SCHOUTEN, Rob
Gedichten, 1, pp. 26-29
Boerenvree: ‘Zij ploegen voort in wolkeloos kobalt’ p. 26 |
Sonntet: ‘Mevrouw, 'k geef u een vogel ten geschenke. Stop’ p. 27 |
Bemodderde dichter (naar Claude Le Petit): ‘Ziet u soms een met veel misbaar de stad doorstappen’ p. 28 |
Adventist: ‘De dikke Trommius was mijn Dik Trom’ p. 29 |
|
|
Gedichten naar het Frans, 5-6, pp. 123-127
Sonnet naar Théophile de Viau (1590-1626), p. 123 |
‘Eens droomde ik dat Jans, uit Hades weergekeerd’ |
Heerlijk landleven naar Berthelot (?-1623), p. 124 |
‘Ach, zie toch Gods natuur zich voor mijn oog ontplooien’ |
Sonnet over de dood van Pantoffel naar Claude le Petit, p. 125 |
‘Vrienden, ze hebben de arme Pantoffel verbrand’ |
Priapisch lied naar François Maynard (1582-1646), p. 126 |
‘Ach nymfen, kom toch alsjeblieft wat dichterbij’ |
Mysticis umbraculis naar Stéphane Mallarmé (1842-1898), p. 127 |
‘Zij sliep; zijn vingen beefde, zonder amethist’ |
|
|
Gedichten, 8-9, pp. 104-107
Ik heb mijn wagen volgeladen: ‘Ik daver over de Apollolaan’ p. 104 |
Valse triste: ‘De slakken walsen als maar langzaam door’ p. 105 |
Kreutzersonate: ‘Adagio en Con moto is hij doorgedrongen’ p. 106 |
Gezangen Zions: ‘Mijn vader poetste steevast vrijdagsavonds’ p. 107 |
|
|
|
SCHUCHART, Max
|
|
SLACHTERS, Keesje
|
|
VROEGINDEWEIJ, Rien
Encore Paris, 1, pp. 59-61
1. | ‘We waren eerder op het plein van de wereld’ p. 59 |
2. | ‘Blindelings lopen we er op af’ p. 60 |
3. | ‘Toen we eindelijk’ p. 61 |
|
|
Gedichten, 12, pp. 29-31
Blues voor een Turks café: ‘In het diorama’ p. 29 |
Boymans: ‘Als na kantoortijd het rosarium opleeft’ p. 30 |
Bezoek: ‘Niemand kwam er’ p. 31 |
|
|
| |
| |
WILLEMSEN, August
Carlos Drummond de Andrade, [Gedichten]. Inl. en Vert.: A. Willemsen, 3, pp. 75-87
Gedicht met zeven gezichten; Ontbinding; p. 75; 76 |
Geërgerd ambacht; Het wereldmechaniek; De taart, p. 77; 78-80; 81 |
Dat si dat; Nachtkastje; Nog even; Papier, p. 82-84; 85; 86; 87 |
|
|
|
ZONNEVELD, Peter
Byron, She walks in beauty & I saw thee weep. Uit: Hebrew melodies. Vert.: P. Zonneveld, 1, pp. 38-39
Ze schrijdt in schoonheid; Ik zag u wenen |
|
|
| |
II. Proza
BAAT, Amos
Ted Hughes, Het regenpaard. Vert.: Amos Baat, 1, pp. 78-84 |
|
|
BIESHEUVEL, J.M.A.
Avonturen van Joachim Müller, 5-6, pp. 17-51 |
|
Een goede grap, 11, pp. 66-81 |
|
|
BOON, Louis Paul
Jan Camerlinck en de Bosgeuzen in 1567 (Fragment uit Het Geuzenboek), 1, pp. 1-13 |
|
|
BROKKEN, Jan
Donker Holland, 12, pp. 11-18 |
|
|
BROUWERS, Jeroen
Robert Walser, [Fragmenten uit Fritz Kochers Aufsätze] - Fritz Kocher z'n opstellen. Vert.: Jeroen Brouwers, 4, pp. 1-9
De mens; De herfst; Vriendschap; Armoede; De school, pp. 1-2; 2-3; 3-4; 4-5 |
Het beroep; Kerstmis; Ter vervanging van een opstel; pp. 5-6; 6-7; 7-8 |
Het schoolopstel, pp. 8-9 |
|
|
Robert Walser, Vier verhalen. Vert.: Jeroen Brouwers, 8-9, pp. 26-34
Simon. Een liefdesverhaal; Schrijver en huishoudster, pp. 26-29; 29-30 |
Rosa; Geachte mevrouw, pp. 30-34; 34 |
|
|
|
COTÉ, Trudi A.I.
Een koude kamer met een dood kindje, 1, pp. 21-25 |
|
|
DEBROT, Estelle
A triangular lunch, 10, pp. 30-31 |
|
|
DONKERS, Jan
Komen en gaan, 8-9, pp. 96-103 |
|
| |
| |
GUSSINKLO, Wessel te
Ondiep als een schilderij, 2, pp. 13-20 |
Bijna of met kleine vlaagjes wind opstak, 7, pp. 60-69 |
Heimelijk genot, 8-9, pp. 122-139 |
|
|
HART, Maarten 't
Het hemels magazijn, 7, pp. 39-50 |
|
|
HELMAN, Albert
Perzische miniaturen, 1, pp. 51-58 |
|
|
HOTZ, F.B.
De envelop, 5-6, pp. 1-10 |
Op een eiland, 8-9, pp. 1-12 |
Thomas en de scheppende evolutie, 11, pp. 21-35 |
|
|
JOYCE & CO
Venetiaanse brieven III, 7, pp. 71-78 |
|
|
KEULEN, Mensje van
|
|
KUIJER, Guus
God straft met een beugeltje, 10, pp. 1-6 |
|
|
KUIK, William D.
KerstvertellingGa naar voetnoot1, 3, pp. 15-19 |
Münchhausen-Brieven aan Lady Morgan, 3, pp. 24-39 - pp. 25-36 (portfolio) |
|
|
ONG-OEY, T.I.
Tsjen Jo-sji, De executie. Vert.: T.I. Ong-Oey, 10, pp. 8-23 |
|
|
PEEREBOOM, J.J.
De weg naar Andorra, 7, pp. 1-6 |
Journaal, 11, pp. 35-39 |
|
|
PORTNOY, Ethel
Homo ludens, 7, pp. 15-23 |
|
|
SANTEN, Sal
Gat in mijn knie, 7, pp. 55-59 |
|
|
SCHILDERS, Ed
Herbert Ruhm, Moirer droomt. Vert.: Ed. Schilders, 7, p. 88 |
|
| |
| |
WEEKS, Donald
Two presents from Megan, 12, pp. 65-72 |
|
| |
IV. Kritische bijdragen
BAKKER, Rudolf
Kurt-Erich Suckert of: de mondo cane van Malaparte, 8-9, p. 40-90 - Met foto's, pp. 41-52 (portfolio)
Lijst van Malaparte's oeuvre, p. 88; aantekeningen bij de foto's, pp. 89-90 |
|
|
|
BASTET, F.L.
Reizigers naar Griekenland, 2, pp. 49-62
1. | Athene, pp. 49-51 |
| Over het 19e eeuwse Griekenland naar een reisverslag van D. Alewijn in Antiquiteiten (1823) |
2. | Nogmaals Athene, Hevige avonturen, pp. 51-53 |
| Volgens E.D. Dodwell, Classical and topographical tour through Greece (1819) |
3. | Europa's achterlijk paradijs, pp. 53-55 |
| Over de achterlijkheid van Griekenland, eveneens volgens E.D. Dodwell |
4. | Venus bespied, pp. 55-58 |
| Over de ‘reisavonturen’ van de Venus van Milo |
5. | Turkish delight op Rhodos, pp. 58-60 |
| Over het in de 19e eeuw door Turken bezet eiland Rhodos naar E.A. Rottiers, Description des monuments de Rhodos (1830) |
6. | De verveling is hier niet door te komen. pp. 60-62 |
| Over een Baedeker (1883) in Franse vertaling (1910) over Griekenland, nog gebruikt door Louis Couperus en A. Roland Holst op hun reis door Griekenland |
|
|
Bourget, Couperus en Parijs. Een Hagenaar in extase, 5-6, pp. 113-122
Vergelijking tussen Paul Bourgets liefdesgeschiedenis Un coeur de femme (1890) en Louis Couperus' liefdesgeschiedenis Extaze (1892) |
|
|
|
BOEF, August-Hans den
Hoe schrijf ik mijn eigen Sherlock Holmes-verhaal?, 2, pp. 79-88
Over Sherlock Holmes verhalen en ‘het pasticheren en parodiëren van (Arthur Conan) Doyles creaties’ |
|
|
|
BRAKMAN, Willem
Een zwak voor Jünger, 8-9, pp. 108-120
Over de levensfilosofie in het werk van Ernst Jünger |
|
|
|
BÜCH, Boudewijn
Over Arthur Rimbaud, een leraar Frans en mij zelf, 5-6, pp. 104-112 |
|
|
CHARLES, J.B.
Omzien naar profielen I, II, 10, pp. 85-95: 11, pp. 93-104
Beschouwingen en aantekeningen bij allerhande feiten en gebeurtenissen |
|
|
|
DESCHNER, Karlheinz
Schwere Zeit für Päpste, 1, pp. 18-20
Over de financies van het Vatikaan |
|
|
| |
| |
Kurze Replik auf eine Erklärung des Sekretariats der Deutschen Bischofskonferenz, 4, pp. 34-40
Reactie op de verklaring van de Duitse bisschoppenconferentie van 31.1.1979 over ‘Die katholische Kirche und der Nationalsozialismus’ |
|
|
|
ESTER, Hans
De poëtische neerslag van de Anglo-Boerenoorlog 1899-1902, 4, pp. 17-33 - Met ill.
N.a.v. Martin van Wyk Smith, Drummer Hodge. The poetry of the Anglo-Boer War 1899-1902; nl. in Zuid-Afrika, Engeland en de Engels sprekende landen, Europa, in hoofdzaak Nederland en Duitsland |
|
|
De ethische vertelkunst van Adalbert Stifter, 10, pp. 32-54 - Met ill. |
|
|
FOKKEMA, D.W.
De betekenis van Tsjen Jo-sji, 10, pp. 24-29
Inleiding tot de Nederlandse vertaling van De executie van districtshoofd Yin en andere verhalen uit de tijd van de Culturele Revolutie, die in 1980 zal verschijnen. Zie ook: Proza, sub: Ong-Oey, T.I. |
|
|
|
HAAN, Jacques den
Talking shop, 12, pp. 89-95
Over het werk van Gershon Legman, inz. diens Love and death. A study in censorship (1949) en Rationale of the dirty joke. An analysis of sexual humour (1969) |
|
|
|
HALBERSTADT-FREUD, H.C.
De kleine Hans, 11, pp. 1-11
N.a.v. Sigmund Freud, Analyse van de fobie van een vijfjarige jongen (De kleine Hans), Ziektegeschiedenissen I. Vert.: Adriaan Morriën en Henk Mulder |
|
|
|
HIJMANS, P.
Dostojewski en de joden, 12, pp. 78-88
Over David I. Goldstein, Dostojewski et les juifs; met de Conclusie van Goldstein in vertaling (pp. 85-88) |
|
|
|
HOENJET, Hans
De onderwereld van George V. Higgings, 4, pp. 59-63
|
|
|
JACOBS, Pszisko
Het Anti Oorlogs Comité. Poging tot een historisch essay, 11, pp. 82-92 |
|
|
KOCH, Koen
De parlementaire democratie en de Europese verkiezingen, 3, pp. 46-53 |
|
|
KOMRIJ, Gerrit
De wreedheden van Wilhelm Busch, 1, p. 40-50 - Met ill. (portfolio) |
|
| |
| |
LUSSANET, Paul de
Nol van Geuns: portret van een reactionair kunstenaar, 4, pp. 48-57 - Met ill. (portfolio)
Met commentaar bij de ill. door Jean-Marie de Busscher, p. 58 |
|
|
|
MARIS, Leo van
Félicien Rops, 5-6, pp. 65-100 - Met ill., prtn., pp. 85-96 (portfolio)
Met commentaar bij de ill., p. 84; 97-100 |
|
|
Deux letteres inédites de Félicien Rops, 5-6, pp. 101-103 - Met facs.
Mededeling van en commentaar bij brief d.d. Biskra, 2.1.1889 aan Maurice Siville en van 9.7. 1894 aan L. Lefebvre |
|
|
|
MEIDEN, G.W. van der
Jevgenij Gnedin, Sovjetdiplomaat en dissident, 5-6, pp. 158-160 |
|
|
PRICK, Harry G.M.
Stéphane Mallarmé en Tachtig, 5-6, pp. 129-148
Hoofdzakelijk over L. van Deyssel en Frans Erens; over een eventuele medewerking van Mallarmé aan De Nieuwe Gids en over Hein Boeken |
|
|
|
RAVEN, Wim
Joris-Karl Huysmans, In Nederland, (o.t. En Hollande III). Inl. & Vert.: Wim Raven, 5-6, pp. 149-154 |
|
|
REINDERS, P.M.
Wat zag Byron en wat zag hij niet? De waarnemingen van een romanticus in brieven en dagboeken, 1, pp. 31-37
N.a.v. Byron's Letters and journals edited by Leslie A. Marchand |
|
|
|
ROMIJN MEIJER, Henk
Een geschiedeniskereltje aan de kaak gesteld, 10, pp. 66-69
N.a.v. Malcolm Bradbury, The history man (herdruk) |
|
|
|
ROS, Martin
De Mariavieten in Polen of de opkomst en ondergang van de derde Adam, 3, pp. 60-72 - Met afbn.
N.a.v. Jerzy Peterkiewicz, The third Adam - over Johannes Maria Kowalski, aartsbisschop in de door Maria Francisca Kozlowska, bijgenaamd Moedertje, gestichte, van Rome afgescheiden Poolse Kerk der Mariavieten |
|
|
De wederopstanding van Robert Walser, 8-9, pp. 35-39
|
|
|
SANDERS, Paul F.
Herinneringen aan Piet Mondriaan, 12, pp. 1-7
Fragment uit: Mijn tachtigjarige oorlog. Levensherinneringen |
|
|
| |
| |
SCHALEKAMP, Jean-A.
Het logboek van Theophilus Conneau, 10, pp. 56-64
A slaver's log book or 20 years' residence in Africa. The original 1853 manuscript by captain Theophilus Conneau, introduction of Mabel M. Smythe (1976), 125 jaar geleden verschenen als Captain Canot o: Twenty years of African slavery |
|
|
|
SCHILDERS, Ed
Herbert Ruhm's Black Mask, 7, pp. 79-87
Over Ruhm's opvattingen over de misdaadroman als literair verschijnsel, over de door hem samengestelde bundel The hard-boiled-detective, en over een van de voornaamste misdaad-roman-schrijvers Raymond Chandler |
|
|
|
STAM, Arthur
Haffners opmerkingen over Hitler, 4, pp. 80-84
Sebastian Haffner, Anmerkungen zu Hitler |
|
|
|
STOKVIS, Pieter R.D.
Het ‘Baedeker’ beeld van Nederland van ca. 1840 tot 1914, 12, pp. 21-28
Over de reisgidsen van de ‘Duitser’ Karl Baedeker en de ‘Engelsman’ John Murray i.v.m. het reizen en het vervoer, het land en zijn bevolking |
|
|
|
TIMMER, Charles B.
Samenkomst in Petersburg. Een vertoog over vertalen, 2, pp. 63-78
Commentaar en vergelijking van de vertaling van Andrej Bjelyj's roman Petersburg |
in het Engels door Robert A. Maguire & John E. Malmstad (1978) |
in het Duits door Gisela Drohla (1976) |
in het Nederlands door Charles B. Timmer (1978) |
in het Frans door Georges Nivat & Jacques Catteau (1967) |
in het Amerikaans-Engels door John Cournos (1959) |
|
|
|
VEER. Paul van 't
De liefdesbrieven van Multatuli en wat Mimi ermee deed, 2, pp. 1-8
Over de opzettelijke weglatingen en fouten door Mimi, Multatuli's tweede vrouw, bij de uitgave van Multatuli's brieven uit ‘begeerte om Multatuli hoog te houden om zyn zelfs wil, |
|
|
|
VERGEER, Charles
Nietzsche in nuce: ongenuanceerd, 10, pp. 77-84
N.a.v. de aan Nietzsche gewijde boekenbijlage van Vrij Nederland (30.6.1979), en vooral van de bijdrage van Max Pam en Rob Symons, die de nieuwste biografie van Curt Janz - die alles behalve definitief is - naschrijven; over de rol van Elisabeth Nietzsche, de relatie Nietzsche-Wagner, de krankzinnigheid van Nietzsche, diens Ecce homo, en de verkeerde voorstelling in tal van werken |
|
|
Friedrich Nietzsche en Franz Overbeck II, 12, pp. 47-63
Tweede artikel van drie, waarvan het eerste niet verscheen in Maatstaf, wegens opname van vorig artikel, en waarvan het derde in jan. 1980 zal verschijnen. |
Over Nietzsches krankzinnigheid en de legenden daaromtrent |
|
|
|
WARREN, Hans
Gerald Leslie Brockhurst, de etser, 7, pp. 24-38 - Met. ill. (portfolio) |
|
| |
| |
WEEKS, Donald
Edward Gorey, 2, pp. 32-48 - Met ill. (portfolio) |
Gleeson White, 11, pp. 40-65 - Met ill. (portfolio) |
|
|
WES, Marinus A.
Pax Romana: in de mensen een onbehagen! 1, pp. 63-76
Over de overgang van republiek naar keizerrijk in de Romeinse geschiedenis en de vroegere ‘stereotiepe voorstelling van een “slechte” eerste eeuw tegenover een “goede” tweede eeuw’ |
|
|
Hermann, Hitler en Hutten, 4, pp. 65-78
Onder verwijzing naar Harry Mulisch' De toekomst van gisteren, wordt de historische Arminius - later verduitst tot Hermann - voorgesteld evenals Erasmus' tijdgenoot Ulrich von Hutten, die als eerste Arminius tot een nationaal Duits symbool maakte, terwijl Hitler geen Hermanncultus kende; met een uitweiding over Julius Civilis in de geschiedenis van Nederland en de plaats van Batavia op de landkaart |
|
|
|
WIJGH, Hanneke
Drie soorten stervelingen, 5-6, pp. 155-157
‘Er zijn drie soorten stervelingen, die niets van Lou Andreas-Salomé hebben begrepen: haar biografen, de feministen en Martin Ros’, o.a. in Bzzlletin (VI, 1978, 55, pp. 45-46) |
|
|
| |
V. Illustratie
Brockhurst, Gerard Leslie, 7, omslag, pp. 25-36 (portfolio) |
Busch, Wilhelm, 1, omslag, pp. 41-48 (portfolio), p. 49, 50 |
Geuns, Nol van, 4, omslag, pp. 49-56 (portfolio) |
Gorey, Edward, 2, omslag, pp. 33-40 (portfolio) |
Hofman, Leo, 12, omslag, pp. 33-40 (portfolio) |
Holtrop, Bernhard, 11, p. 11, 35, 39, 65, 81; 12, p. 7, 18, 63, 72, 88, 95 |
Kuik, William D., 3, omslag, pp. 25-36 (portfolio) |
Rops, Félicien, 5-6, omslag, pp. 85-96 (portfolio), p. 82, 100, 110, 122, 148, 154, 157 |
Stifter, Adalbert, 10, omslag, pp. 33-34, 43-44 |
Tamburi, Orfeo, 8-9, omslag |
Veber, Jean, 4, p. 21, 31 |
White, Gleeson, 11, omslag, pp. 41-48 (portfolio) |
|
-
voetnoot1
- Onder de titel: De terugkeer(!) van Ai Qing
-
voetnoot2
- Motto: ‘Once upon a midnight dreary...’ Edgar Allan Poe
|