| |
| |
| |
Deus Ex Machina
Bezield artistiek kreatief tijdschrift
Opgericht in 1977
Redaktie: Marc Bruylants, Marc Bruynseraede, Jean-Marie Legrand
Redaktieadres: Marc Bruynseraede, Groene laan 53, 2230 Schilde
Jrg. II, nrs. 5, 6, 7, 8, 390 pp. - Kaftontwerp: J.M. Legrand
| |
Artikels van de redactie
Stemmen uit het dorp, 5, pp. 66-67 - Met foto
Over het optreden van het gezelschap van Francis Verdoodt met zijn theaterconcept Stemmen uit het dorp |
|
|
Het innerlijk behang, 6, pp. 148-152
Allerlei culturele nieuwtjes en humoristische beschouwingen, o.a. over de poëzieprogramma's van NOS en BRT, over Louis Paul Boon, Eddy van Vliet, de uitgeverij Lotus met de uitgaven: Nic van Bruggen, Feestend volk en Catherine Chaine, Interview met Jean Paul Sartre |
|
|
Het innerlijk behang, 7, pp. 279-280
Over het Jaar van het Dorp; over Johan Daisne, Jan Emiel Daele |
|
|
[Medegedeeld], 8, p. 342
‘De politieke comedie. 27 mei 1848’, gedicht uit Theodoor en Jan van Ryswycks politiek weekblad De Filter |
|
|
Het innerlijk behang, 8
Strindberg op het toneel, p. 364 |
August Strindberg, Freule Julie in de K.N.S. |
Twaalf prenten uit het lente-zon atelier, pp. 375-376 |
Over het boek van Guy Wauters en Steve Davis |
|
|
Terugblik op de tweede jaargang, 8, pp. 383-384 |
| |
I. Poëzie
BROUWERS, Jaak
Vier gedichten, 7, pp. 211-219
Hiëroglyfisch. Uit: Onderschept (1959), p. 213 |
‘Ondeelbaar raakpunt tussen u en mij’ |
Uit: De krekels (te verschijnen bundel), pp. 215-219 |
Archeologisch: ‘Hier opent zich het hooggelegen dal’ p. 215 |
Genealogisch: ‘Een onvervreemd heelal luidens de luim’ p. 217 |
Evocatie: ‘Lichamen die elkanders eenzaamheid begrenzen’ p. 219 |
|
|
|
BRUYNSERAEDE, Marc
[Gedichten], 5
Het bloemenmeisje: ‘Het venster dat’ p. 1 |
Laatavondlaan: ‘De banken in de natte aarde’ p. 63 - facs. |
|
|
| |
| |
Een instorting. Fragment van het Sacrament, 6, p. 120
|
|
Het Sanskriet. Parabel van de verloren zonen, 7, pp. 225-258
Gedichtencyclus uit: Made in Peenemunde. Met tek. van J.M. Legrand |
|
|
|
CAILLIAU, Phil
Wij dragen de adem naar het bloed, 5, p. 33
1. | ‘... Schraag ik, ontgrens jij’ |
2. | ‘Wij echter. Wij zijn vermoeid’ |
|
|
Als we ontstaan in het bloed / Verwante van onze gebaren, 5, p. 35
1. | ‘Zoals ik speeksel’ |
2. | ‘Zonder schilden en zonder vizieren’ |
3. | ‘Kind en meisje. Vrouw. Nooit voorbarig ruik jij’ |
|
|
|
COHEN, Ira
|
|
FRATEUR, Ludo
|
|
HARTWIJK, Hendrik
Drie bezweringsformules uit Kalevala, het Finse volkseposGa naar voetnoot2. |
In oorspronkelijke vertaling uit het Fins door H. Hartwijk, 5, pp. 53-57
Ilmarinen bezweert de slang (XIX, 78-90), p. 53 |
Väinämöinens bezwering bij 't verwarmen van zijn bad (XLV, 211-228), p. 55 |
Väinämöinen bezweert de vissen (XLVIII, 121-150), p. 57 |
|
|
|
HORST, Henk van der
[Gedichten], 6, pp. 101-105
Dagjesmens: ‘Luisteren naar het stromen’ p. 101 |
Dichter bij: ‘Een gesloten boek in’ p. 103 |
Pyramiden: ‘In hun voorraadschuren graan’ p. 105 |
|
|
|
KRUIT, Johanna
Uit: Tussen water en droom, 7, pp. 263-265
‘ik heb je in de nacht gelegd’ p. 263 |
‘nee, niet de dagen’ p. 265 |
|
|
|
PRETER, Francis de
[Gedichten]
‘Dit is het groenbegeren van’ 6, p. 117 |
Zoek het huis: ‘Zeg mij waar de bakens staan’ 8, p. 336 |
Hölderlin: ‘Hij heeft de nachtkant van zijn ziel aanbeden’ 8, p. 338 |
|
|
| |
| |
RYCK, Marjan de
[Gedichten], 8, pp. 377-381
Het waterrad: ‘neergevochten kijk ik zwijgend om en’ p. 377 |
Glimlach naar de verwante paviljoenen, p. 379 |
‘De kaalheid van de winterboom verraadt’ |
Vogel: ‘Sidderende vogel van onrust brak’ p. 381 |
|
|
|
SEYMUS, Alfons
[Gedichten], 8, pp. 347-351
Een dochter: ‘Een schuine zonnestraal’ p. 347 |
Afwezig: ‘Het is een onzekere dag’ p. 349 |
Hartaanval: ‘Allen waren aanwezig’ p. 351 |
|
|
| |
II. Proza
BRUYNSERAEDE, Marc
De beklimming van de ‘Notenbalk’, 6, pp. 111-112 - Met ill
Uit: Brieven van zijn vader aan het nageslacht |
|
Traktaat van het ontwakende ei, 7, pp. 167-168 |
Waar is mijn broche?, 8, pp. 355-359 |
|
|
FRATEUR, Ludo
Jak'lien. Hoofdstuk V: Stakingsdag, 8, pp. 337-341 |
|
| |
IV. Kritische bijdragen
ALSTEIN
Een nieuwe konfrontatie met de dichter J. Wirtz, 5, pp. 41-47
Interview met Jan Wirtz, die vroeger publiceerde onder pseudoniem Ego Wirtz |
|
|
|
BRUYNSERAEDE, Marc
Woord vooraf [bij Het innerlijk behang], 6, p. 147
Een rubriek met kulturele varia en bedenkingen in een luchthartige toon, waarin ‘de zot lachende de waarheid zegt’ |
|
|
Het boek der veranderingen, 7, pp. 187-205
Naar een concept van John E. Palmer. Tekstbewerking: M. Bruynseraede |
Over de I Tjing, ‘aanvankelijk een verzameling tekens voor orakeldoeleinden’ (p. 194). ‘Niet het zijn is van belang (zoals dit in het Westen wél het geval is) maar de beweging der dingen in hun verandering (p. 194).Met een raadpleging van het orakel door J.E. Palmer (pp. 196-199) en door Marc Bruylants ‘over de evolutie van onze groep en ons tijdschrift’ (pp. 199-201) |
|
|
Francis Verdoodt: stilte moet niet altijd volgepraat worden. |
[Interview], 7, pp. 269-277 |
|
|
CLAES, Victor
Literatuur is meer dan werkelijkheid. Een tema in het werk van August Strindberg, 6, pp. 91-98 |
|
| |
| |
LEGRAND, J.M.
Robert Geenens, een groot man, bezield kunstenaar. Een getuigenis, 6, pp. 125-142 - Met ill. |
|
Mijn manifest-je, 6, p. 143 |
|
Een tekenles, 7, p. 261
Tekentechniek volstaat niet, tekenen moet gebeuren met hart en met visie |
|
|
Gelezen en... goedgekeurd, 8, pp. 371-373
Fragmenten uit Unesco Koerier (juni 1977, nr. 53) ‘die ons een kijk geven op de levenshouding van de zwarten, op hun visie omtrent kunst en beschaving’ |
|
|
|
PALMER, John E.
Avalon. Poort naar een andere wereld, 5, pp. 3-24 - Met ill.
| Verslag van zijn bezoek aan Avalon in Glastonbury, dat ‘in de kosmologische wetenschap bekend [is] als een plaats die kosmische energie ontvangt en uitstraalt’ (p. 5) |
1. | De Glastonbury Zodiac, pp. 6-10 |
2. | De doolhof van Glastonbury Tor, pp. 10-14 |
3. | De geschiedenis van de Heilige Graal en de legende van koning Arthur, pp. 14-17 |
4. | De abdij van Glastonbury, pp. 17-21 |
| Samenvattend, p. 23 |
| ‘Vele religies en kulturen hebben elkaar ontmoet en hebben zich versmolten in Glastonbury. De Zodiac (astrologie), de Doolhof (psychologie) en de mytische Graal (kosmologie) zijn universeel en symboliseren respektievelijk de hemelse glorie, aardse komplexiteit en beperking en het verbindingsteken, de poort naar de wonderen van een andere, hogere wereld’ |
|
|
Aquarius. Achtergronden van de Somerset Zodiac, 8 pp. 311-318 - Met ill.
Over de betekenis ‘van de Zodiac van de prehistorische mens’; ‘thans beleven we de hergeboorte van het tijdperk Aquarius, een nieuwe tijd voor de mensheid, die ook een nieuw bewustzijn vraagt’ (p. 312) |
|
|
|
PRETER, Francis de
Verfall im Herbst. Waanzin en dood bij Georg Trakl, 5, pp. 71-82 - Met ill. |
|
|
THIENPONDT, M.
Het innerlijk behang, 8
Freddy de Vree; een zak vol pollepels, pp. 363-364 |
N.a.v. diens recensie in Kunst en Cultuuragenda (XI, 1978, 6, p. 6) van Albert van Dijck. Samenstelling J.L. de Belder |
Met uitspraken van Albert van Dyck (p. 365) |
Adriaan van de Zwarte kous, eh... Panter, pp. 369-370 |
Beschouwingen over kunst n.a.v. het tienjarig bestaan van de galerij |
De Zwarte Panter van Adriaan Raemdonck |
|
|
|
VERCAMMEN, Jan
Brief aan de redactie, 8, pp. 318-320
N.a.v. John Palmer, Avalon (5, pp. 3-24); motivering van zijn belangstelling |
|
|
| |
| |
VINKENOOG, Simon
Brief aan John E. Palmer, 5, pp. 27-29
N.a.v. Avalon (5, pp. 3-24); over zijn bezoek aan Glastonbury in 1975 en over zijn belangstelling voor oude mythen |
|
|
| |
V. Illustratie
Bruylants, Marc
5, p. 31, 37, 39, 51Ga naar voetnoot1, 87, 91 |
6, p. 99, 107, 109, 145, 161, 169 |
7, p. 221, 223, 267Ga naar voetnoot1, 269, 285 |
8, p. 289, 309, 343, 345 |
|
|
Bruynseraede, Marc
|
|
Davis, Steve
|
|
Decoster, Henri
|
|
Geenens, Robert
|
|
Legrand, J.M.
5, p. 49, 61, 69, 77, 83, 85 |
6, p. 89Ga naar voetnoot1, 113, 115, 121, 123, 125, 153, 155, 157, 159, 163, 165 |
7, p. 167, 169, 207, 209, 228, 232, 236, 240, 244, 248, 252, 256, 259, 283 |
8, p. 353, 361, 367, 385 |
|
|
Palmer, John E.
5, p. 3, 7, 11, 16, 18, 21, 25 |
7, pp. 187-205, 281 |
8, p. 315 |
|
|
Rijck, Paul de
|
|
Wauters, Guy
|
| |
| |
| |
Bijzonder gedeelte
Paul van Ostaijen 1896-1928
(nr. 8, pp. 287-307)
BALLIEU, Lydie
Melopee (houtgravure), p. 297 |
|
|
BRUYLANTS, Marc
Een Van Ostaijen-montage, p. 289 |
|
|
BRUYNSERAEDE, Marc
Villa Jeanne, pp. 291-294
Evocatie, n.a.v. het bezoek dat hij in 1976 met J.M. Legrand bracht aan het huis waar Paul van Ostaijen woonde in 1913-1914 |
|
|
[Interview], pp. 299-307
Herman Roelstraete spreekt over zijn Paul van Ostaijen triptiek voor vierstemmig gemengd koor (op de gedichten Polonaise, Melopee, Boerecharleston) |
|
|
|
HUBER, Eric
Melopee (kalligrafie), p. 296 |
|
|
-
voetnoot1
- Met biografische noot (p. 171); gedicht voor John Palmer, na hun ontmoeting in Amsterdam
-
voetnoot2
- Verklaringen bij de bezweringsrunen (p. 59)
|