| |
| |
| |
Deus ex Machina
Bezield artistiek kreatief tijdschrift
Opgericht in 1977
Stichters: Mare Bruylants, Marc Bruynseraede, Jean-Marie Legrand, Wim Nimmegeers
Aangesloten leden (vanaf nr. 4): Phil Cailliau, Francis de Preter, John Palmer, Harold van de Perre, Rikkert van Dijck, Francis Verdoodt
Redaktie en Administratie: Marc Bruynseraede, Groenelaan 53, 2230 Schilde
Jrg. I, 4 nummers, 360 pp. - Kaftontwerp: J.M. Legrand
| |
Artikels van de redactie
Stichtingsakte, 1, p. 1 |
|
Editoriaal, 1, pp. 3-7
Het tijdschrift is ontstaan uit een kollectief besluit van vrienden die een wederzijdse affiniteit ontdekten in manier van werken en denken Indeling van de losbladige afleveringen en rubrieken
Bio-bibliografische notities over de stichters |
|
|
Brief over de stand van de kunst, 1, pp. 9-10, 13-14
Afwijzing van de abstracte kunst, die pas nu begint voor de kunsthandel. Verdediging van de kunst waarvan de echte kwaliteit ‘slechts afhankelijk is van de innerlijke bewogenheid en van de zeggingskracht van haar maker’ (p. 13) |
|
|
Brief over het hoe en waarom van een nieuw tijdschrift, 1, pp. 15-16
Wij staan ‘een reïntegratie van de verschillende kunstuitingen voor. Daarbij spelen het beeld, de voorstelling en het thematisch en spiritueel samenvallen van verschillende disciplines een belangrijke rol’ (p. 16) |
|
|
Brief over de betrachtingen van de Magister Artifex, 1, pp. 19-20, 23
‘Wij streven een spirituele kunst na die getuigt van spanningen en kwelling, van harmonie en innerlijke rust, van artistieke en menselijke bezieling; kortom, van het hele innerlijke leven dat de spiegel is van de aktualiteit en deze vermenselijkt weergeeft’ (p. 10) |
|
|
Chanson à boire, 2, p. 155 - met facs. pp. 156-164
Inleiding bij dit drinklied verschenen in 1886, met weergave van de tekst van Nicolas Boileau, de muziek van Camille Saint Saëns, de gravure door V. Az. Poirson |
|
|
Fotocollage, 4, p. 261 |
|
Exit jaargang 1, 4, pp. 349-350; 355-356
Balans van het afgelopen jaar; programma 1978 |
|
| |
| |
| |
I. Poëzie
BRANDE, Leopold M. van den
Dans, Nijinski, dans!, 3, pp. 181-183
1. | ‘Gij zijt gestorven sedert’ p. 181 |
2. | ‘deze winter nu ontvangt’ p. 183 |
|
|
|
BRUYNSERAEDE, Marc
Salzburger suite, 1, pp. 63-71
1. | ‘Een land, een kind’ p. 63 |
2. | ‘Aan het gevelschild’ p. 65 |
3. | ‘Dit oord, dit land’ p. 67 |
4. | ‘De wijnen zijn de erediensten’ p. 69 |
5. | ‘En op de nachtelijke oceaan’ p. 71 |
|
|
Serenade 1., 2, p. 169
‘Ik heb de maan zien opstaan’ |
|
|
Fest Noz. (Vierde en vijfde zang)Ga naar voetnoot1, 3, pp. 231-247
| Cantique des marriages, pp. 237-245 |
1. | ‘En toen ik - evenaar’ pp. 237-241 |
2. | ‘Ontvlees’ pp. 243-245 |
| Près du bois: ‘Mijn kringen waan-’ p. 247 |
|
|
|
DECORTE, J.M.
Aarde, deze vrouwelijke schepping, 2, pp. 129-133
1. | ‘geschept’ p. 129 |
2. | ‘hier in dit godbedronken dorp’ p. 131 |
3. | ‘het is in geen jaren meer gezien’ p. 133 |
|
|
|
HORST, Henk van der
[Gedichten], 4, pp. 311-315
Historisch stadje: ‘Het speelse carillon’ p. 311 |
Pornomodel: ‘Welig hoofdhaar speelt’ p. 313 |
Tweestromenland: ‘Beddingen beide’ p. 315 |
|
|
|
NIMMEGEERS, Wim
Uit: De taal van Donatello, 1, pp. 25-39
‘weerklink nu lied van de innere wouden’ p. 25 |
De taal van Donatello: ‘Luister ik spreek tot u uit de bergpas’ p. 29 |
Lied van het heilige en stille woud. Gedenkenissen aan een vriend in leven: ‘zie dan uw jeugd terug als marmer in de lucht’ p. 31 |
‘O, Susato, een groet van mij aan de reigers’ p. 33 |
Gele cello: ‘gele cello, mijn handen vast aan de raamkozijnen’ p. 37 |
Vrienden van Hotel de IJzer, p. 39 |
|
|
Een busreis naar Antwerpen. Een plastisch-literaire evocatie. Gedichten van Wim Nimmegeers bij lithografieën van J.M. Legrand, 2, pp. 109-121
‘treurige gezangen in 't ijl licht mijner jeugd’ p. 111 |
Bij: Afscheid van het paradijs, p. 113 |
‘dit, de opstanding der wilgen, de wilde groei’ |
Bij: 19e eeuwse glorie, p. 115 |
|
|
| |
| |
‘in een droomgezicht stonden wij boven de stad’ |
Bij: Verloren veerhuis, p. 117 |
‘verloren ging dit huis terwijl hij ouder werd’ |
Bij: Goeiedag, dag!, p. 119 |
‘het zilveren paard omgetuigd tot zuiverheid’ |
Bij: Weerzien van 't paradijs, p. 121 |
‘mijn wonden heb ik u bevend opgedragen’ |
|
|
De jonge wacht. Gedichten 1972-1974, 4, pp. 263-293
Colophon: Dit zijn de verzamelde gedichten 1972-1974, nakend afscheid van de experimentele poëzie. Enkele gedichten verschenen reeds afzonderlijk in tijdschriften. Met deze bundel vervalt het geloof in het absolute om plaats te maken voor intense rituelen, voor aangenomen woorden in intuïtieve en rituele context: een menselijke transformatie, een cultus, een mythologische zegvorm voor nu. De bundel verschijnt [in dit tijdschrift] op 500 exemplaren. Gezet in het lettertype Helvetica Roman. De lay out werd verzorgd door Marc Bruylants |
|
|
|
PRETER, Francis de
Bitterzoet, 3, pp. 195-211
Ochtend: ‘De morgen schemert dronken’ p. 195 |
Cogito: ‘Als ik besta, bekend’ p. 197 |
Debussy en Ravel: ‘La banlieue de Paris’ p. 199 |
Janaček: ‘Hukvaldy, sleutel aan de notenbalk’ p. 201 |
Boerendochter: ‘De boerenzoon doorploegt’ p. 203 |
Oogst: ‘Van gist en suiker gonst de lucht’ p. 205 |
Onweer: ‘De zon duikt onder als een bron’ p. 207 |
Bruckner: ‘Hij weet van Weense vrouwen niets’ p. 209 |
Trakl: ‘Het hert glipt door de mazen’ p. 211 |
|
|
| |
II. Proza
BRUYNSERAEDE, Marc
Madame Tussaud bezoekt de metro, 1, pp. 41-45 |
Het symposium van Järvenpää, 3, pp. 213-214, 217 |
Mozart gekidnapt. Hoe Wolfgang Amadeus Mozart in het holst van de nacht van zijn bed werd gelicht en ontvoerd door een stofzuigerfabrikant, 3, pp. 249-253 |
Promenade, 4, pp. 307-308 |
|
|
NIMMEGEERS, Wim
Steeds van het Reve, 3, pp. 187-188, 191 |
|
| |
IV. Kritische bijdragen
BRUYNSERAEDE, Marc
Kalevala, het Finse volksepos, 1, pp. 75-83; 2, pp. 137-152 - Met ill.
Ontstaansgeschiedenis, inhoud en mythische betekenis |
|
|
Schilde, 21 oktober 1976. Beste A.C., 2, pp. 123-125
Gedachten bij een overlijden |
|
|
| |
| |
Elvis: Aloha from eternity of De apocalyptische sleutel tot de chewing gum-eeuw, 3, pp. 173-178 - Met ill.
N.a.v. het overlijden van Elvis Presley |
|
|
Promenade, 4, pp. 307-308
Satire op het voetbalgebeuren |
|
|
|
LEGRAND, J.M.
Antoine Wiertz. Peindre des tableaux pour la gloire, des portraits en buste, pour la soupe, telle sera l'occupation invariable de toute ma vie, 2, pp. 93-106 - Met ill.
|
|
A. Wiertz le peintre-cerveau, 4, pp. 335-343bis - Met ill.
Beschouwingen over het schilderwerk en het kritisch werk van A. Wiertz met verwijzingen naar een artikel van Carel Vosmaer (De Nederlandse Spectator, 1865 [26, pp. 202-203]), toegezonden door de Werkgroep Negentiende Eeuw van de Universiteit van Nijmegen als reactie op diens vorig artikel (2, pp. 93-106) |
|
|
|
NIMMEGEERS, Wim
Woord vooraf bij de publicatie van drie gedichten van Prudens van Duyse uit de bundel ‘Nazomer’ uitgegeven in 1859 en bekroond met de Vijfjaarlijkse prijs voor Nederlandse letterkunde (1855-1859), 1, pp. 47-54
Over Prudens van Duyse, als exponent van zijn tijd. |
De gedichten: Herinnering, 1, 2 en De graankorrel (pp. 55-57, 58) |
|
|
What do you do when the show is all done?, 2, pp. 165-168
Over het uitgangspunt van Deus ex Machina en verdediging van de stelling ‘dat de kunst - zowel het maken als het konsumeren ervan - een individueel en individualiserend proces is dat niet gediend is door dat modieuze soort generaliserend, solidariserend engagement dat het wij-denken en de vervlakking doordrukt’ (p. 167) |
|
|
Aspekten van de Zuid-Nederlandse poëzie sinds 1972, 4, pp. 319-332
Over de ‘nieuwe romantiek’; de ‘taalpoëzie’ van Impuls; verdediging van ‘een klassieke menskunst’ ... ‘klassiek omdat vorm en inhoud getuigen van menselijkheid, vakmanschap en estetisch begrip’ (p. 326) |
|
|
|
PRETER, Francis de
Frederick Delius, de musicus als klankpoëet, 3, pp. 219-230 |
|
| |
V. Illustratie
Bruylants, Marc
1, | tussen p. 2 en p. 3 1, p. 11, 17, 73, 74, 85 |
2, | p. 89, 135, 153 |
3, | p. 175, 179, 193, ts. p. 212 en p. 213 1 |
4, | p. 317, 351, 353 |
|
| |
| |
Legrand, J.M.
1, | ts. p. 8 en p. 9Ga naar voetnoot1, p. 21, 27, 35, 43, 61 |
2, | p. 91, 99Ga naar voetnoot2, 107, pp. 109-121 (zie: Poëzie, sub: Nimmegeers, W.), ts. p. 170 en p. 172Ga naar voetnoot1 |
3, | p. 185, 189, 215, 231, 235, 251, 255, 257 |
4, | ts. p. 308 en p. 309Ga naar voetnoot1, p. 324, 325, 333, 343, 357, 360, 361 |
|
Perre, Harold van de, 4, pp. 295-305Ga naar voetnoot3 |
Toebente, Pierre, 2, p. 127 |
|
-
voetnoot1
- De volledige cyclus verscheen in de bundel: Vraag waarom wij vleugels dragen. Toelichting, p. 231
-
voetnoot2
- In samenwerking met A. Claessens: Vrije kompositie rond het Zelfportret van A. Wiertz
-
voetnoot3
- Met biografische noot en met getuigenis De figuren, bij de afgebeelde ‘Levensreis’ in 5 taferelen
|