Inhoud.
Trazil, door zijne vloekverwanten, na dat hy met eigen handen den Sineeschen erfvorst Zunchin had omgebragt, tot Keizer van Sina verkoren, vervolgde alle vorsten die, door gunst tot den erfkeizer Namolizont, Zone van Zunchin, zijne ongerechtige kroonzucht tegenstonden. Onder deze sneuvelde meê rijxkantzler Koja: tot hy den jongen heere, door verraders hem ontdekt, de oogen dede uitsteken, die zich zelf door wanhoop den kop te pletter stiet, en beval de Rijxprinses te onthalzen, stortende in deze twee de laetste telgen der keizerlijke erfstamme Taiminga, met de Sineesche heerschappye, te gronde. In deze rijxverdeeltheit brak Xunchi, keizer der Tartaren, in het Rijk, overrompelde de hooftstad Peking met verraet; trat Trazil, noch levendig gegrepen, daer hy zich zelf aen een vygeboom meende te verhangen, de lendenen in: en gebood zijn legerscherprechters hem aen een hofkolom te verworgen; latende, tot een eeuwige schandale der vorstenschenders, een koper beelt, Trazil vertonende, aen die zelfde pilaer oprechten. Dus is de Overrompeling der hooftstad, en de opgaende zon der Tarters het einde van het Treurspel.