Gedichten. Deel 2(1685)–Joannis Antonides van der Goes– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 288] [p. 288] Veertiende Liergezang van Horatius. Op Brutus, Den burgerkrijg hervattende. O Navis referent, &c. O, Staethulk u drijft weer een nieuwe vloet in zee. Wat doet gy? lustig zoek een ree. Of ziet gy niet hoe d'overloopen zwieren, En mast en kabelen geknakt, En over boort gesmakt, Op 't juilen van de noordewinden gieren? En hoe de kielen, bloot van touwerk, zich niet meer Betrouwen in 't onstuimig weêr En dolle golven, meer dan oit verbolgen? Gy vint geen goden schoon gy treurt: Uw zeilen zijn gescheurt, En weggewaeit. gy kunt den krijg niet volgen. O Pijnboomschip, van dat zoo wijt vermaerde hout, Getimmert in het Pontisch wout, Gy roemt vergeefsch op namen en geslachten, En trots kampanje, uit ydle gunst, Geschildert na de kunst, Waerop voortaen geen bloode Schippers achten. Zie toe dat u niet eens, noch onlangs mijn verdriet, En nu mijn kleenste kommer niet, De winden tot geen deerlik schouspel maken. Begeeft u uit den oceaen, Daer zoo veel rotzen staen, En barre zanden, zwaer om af te raken. Vorige Volgende