Gedichten. Deel 2(1685)–Joannis Antonides van der Goes– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 155] [p. 155] Op de inwydinge Van den Heere Joannes de Witte, Tot der medicynen doctor. Multa tulit fecisque puer. 't GAet wel: uw onvermoeide vlijt, Om uit een wijde zee van boeken Het pit der artzeny te zoeken, Wort nu verheerlijkt op zijn tijt. De zonnestad der Batavieren Bekranst u met Apol's Laurieren. My dnukt ik zie in uwen lof De geest van Hippokraet verblijden, Die zulk een langen reex van tijden Verschafte aen d'artzen rijke stof, Om forsscher als 't geslacht der Reuzen, De doot het bekkeneel te kneuzen. O Witte wijk. het spook schiet toe; Maer breekt op uwen schilt zijn schichten. De doot moet voor geleertheit zwichten: Die slijt Saturnus ysre roe, En, aengebeen by alle volken, Treet met haer voeten op de wolken. Vorige Volgende