Uit het hart!
(1874)–Gentil Antheunis– Auteursrechtvrij
[pagina 174]
| |
[pagina 175]
| |
En 't water ruischte: ‘Drink en put
Uit mijne frische klare bronne;
Gij hebt voor 't brandend licht der zonne
In droge zomers mij beschut.’
En 't veilken geurde: ‘Zie eens neder!
Het stil geluk, waarvan ik droom,
Vond ik bij u, mijn goede boom;
Ik ben uw pleegkind; 'k min u teeder.’
De hutbewoner voegde er bij:
‘Wij danken u misschien het leven.
Gij hebt ons vuur en licht gegeven
In 't lange koude jaargetij.’
Zoo zongen en ruischten en geurden zij daar.
De zoelste der winden kwam henengevlogen
En lispelde zachtjes den knotwilg, bewogen:
‘Niet waar,
| |
[pagina 176]
| |
't Verheugt het hart, 't is schoon
Zulk dankbaar lied en welverdiende zegen?
Maar 't beste lot, de rijkste loon
Is 't goed te kunnen plegen.’
|
|