Uit het hart!(1874)–Gentil Antheunis– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 90] [p. 90] Huiselijk geluk De man moet weder naar zijn werk; De vrouw reikt hem 't namiddageten. Daar komt de knaap, reeds groot en sterk, En strengelt zich met blijde kreten Rondom des vaders rechter been. ‘Zie! hij neemt vader weêr alleen!’ Roept 't meisje nu aan de ander zijde, En haast zich ook tezelfder tijde, [pagina 91] [p. 91] En schuift een stoel bij, klimt er op, En strengelt ook rond vaders kop Haar armkens en haar handjes teeder. De man laat op den stoel zich neder, En maakt zich los en wil dan gaan. Maar ho! 't en is nog niet gedaan; Want uit de wieg zoo mild als zegen Lacht ook het kleine wicht hem tegen, En reikt naar hem en roept naar hem, Met grijpend handje en schelle stem, En houdt niet op vóór dat de vader Toch eindlijk tot de wiege nader' En 't liefdrijk in zijn armen heeft. Dan is 't als aan den man gekleefd; Het lacht en stottert vreemde woorden, Terwijl 't zijn armkens, lijk twee koorden, Om 's vaders hals tot stikkens drukt. [pagina 92] [p. 92] En hij, half-weenend en verrukt: ‘Dat God met zegen u belade, Mijn kindren-lief, mijn trouwe gade!’ En duwt het wicht - hij moet zich spoên - Aan moeders borst met eenen zoen. ‘Dag man - dag vrouw - dada - dag vader!’ Zoo roepen, groeten ze al te gader, En wiss'len lang nog groet en lach. En zoo - zoo gaat het iedren dag. Vorige Volgende