Uit het hart!
(1874)–Gentil Antheunis– Auteursrechtvrij
[pagina 71]
| |
[pagina 72]
| |
Hij dacht: ‘Wat mag het wezen?
Zoo dikwijls zag ik haar;
Ik voelde niets voordezen,
En nu.... 't is zonderbaar.’
Zij sprak: ‘Wat mag hij denken?
den blik, ontzegd door mij,
Wou ik zoo graag hem schenken!
Nu is hij lang voorbij!’
Maar 't was de wil des Heeren.
Na twijfel en berouw,
Na komen, gaan en keeren
Zij werden man en vrouw.
Zoo is de gang der minne,
En ieder heeft zijn lot;
Een blik in den beginne
En... ieder kent het slot.
|
|