Uit het hart!
(1874)–Gentil Antheunis– Auteursrechtvrij
[pagina 62]
| |
[pagina 63]
| |
O eerste, kuische liefde!
O droom der eerste min!
Wie kan er voor u duchten?
Hoe zoet zijn uw genuchten,
Hoe streelt gij hert en zin!
Hij wist niet wat er hem gebeurde.
Zij bloosde en zag hem schuchter aan;
En als hij sprak, zijn stemme trilde,
En hij sprak nooit van 't geen hij wilde,
En beide bleven onberaân.
Dan scheen 't dat de toover op eens was geweken;
Zij viel aan zijn borst en zij zoenden elkaar;
Zij stamelden, zuchtten, maar konden niet spreken...
En dan zij ontwaakten en vloden van daar;
En zochten zich weder en vonden zich weder,
Daar buiten bij bloemen en geuren en groen;
| |
[pagina 64]
| |
En riepen en prangden elkander zoo teder,
En vloden niet meer na den vurigen zoen.
Hebt-gij nooit staan luisteren
Naar het zachte fluistren
Van een beek die eenzaam henenvliedt?
Zijn het woorden
Of akkoorden
Van een ver gezongen lied?
Is het kabbelen
Van het water;
Is het babbelen
En getater
Van een vogel of een kind?
Is 't geruisch van bloemenwiegen?
Is 't gebrom van zonnevliegen?
Is het suizen van den wind?
| |
[pagina 65]
| |
Zoo is 't beeld der eerste minne.
Hij alleen kan 't beeld verzinnen,
't Woord verstaan dat heet ‘beminnen’,
Die voor de eerste maal bemint.
Wie heeft er de kabb'lende bronne gestoord?
Wie heeft er den zingenden vogel vermoord?
Wie heeft er de wiegende bloeme vertrapt?
Wie heeft er het brommende vliegsken geknapt,
De jonge geliefde doen scheiden en mijden?
Beschuldig geen onweer, beschuldig geen storm;
Beschuldig geen ondier noch knagenden worm;
't Is 't noodlot van alles wat schoon is, te lijden.
Zij bleef alhier, hij moest aldaar;
Men wilde 't zoo; het moest geschiên.
| |
[pagina 66]
| |
Zij hebben nooit elkander meer gezien.
Hun brak het hart; wie keek er naar?
En als de scheiding was volbracht,
En als de smart was uitgewoed,
Dan bleef 't in zijn gemoed
Zoo duister als de nacht.
|
|