Uit het hart!(1874)–Gentil Antheunis– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] De Schuchtere Zij lonkte naar mij, zoo verscholen. Haar blik scheen te zeggen: ‘Welaan!’ Ik stond daar op brandende kolen, En kon toch geen stapje vergaan. 't Hart poppelde mij van verlangen! Och God! wat de liefde toch is! 'k Vond woorden, zoo schoon als gezangen, En toch bleef ik stom als een visch. [pagina 23] [p. 23] Dan naderde ik zoo maar gedurig. Zij spoorde mij aan met een lach; Mijn hart zong: ‘ik min u zoo vurig!’ Mijn mond zei: ‘Marie, goeden dag!’ En 'k borst dan op eens los in tranen; En of zij dat beter verstond, 'k En weet 't niet, maar 'k mag het wel wanen; Zij kuste mij 't woord uit den mond. Vorige Volgende