Uit het hart!
(1874)–Gentil Antheunis– Auteursrechtvrij
[pagina 11]
| |
Liefde. | |
[pagina 13]
| |
[pagina 14]
| |
Ja! waar dringt het niet?
Ja! wie zingt het niet,
't Zoete lied
Der minne?
Zij zaten daar getweeën,
Zij zaten er reeds lang;
Zijn oog blikte in haar oogen,
De blos gloeide op haar wang.
En geen van beî kon spreken,
Want liefde heeft geen taal;
En toch was 't hun, als klonk daar
Een hemelsch schoon verhaal.
Dan liet zij 't hoofdje zijgen
Tot op zijn borst... en toen,
Toen plukte hij, ontheven,
Haar eersten liefdezoen.
| |
[pagina 15]
| |
Zij zaten nog getweeën,
Nu een gelukkig paar,
Zij 't oog gericht ten gronde,
Hij 't oog gericht tot haar.
En eensklaps had zij hijgend
Haar gade vastgekneld...
Hij vroeg haar: ‘Zeg mij, liefste,
Wat is 't dat u ontstelt?
Wat! tranen zelfs! Vergeet niet
Hoe diep gij wordt bemind!’
Hij hoorde snikkend staam'len
Van ‘moeder, vader, kind!’
Zij zaten nu gedrieën....
Hij trotscher dan een vorst,
Zij, schooner nog, beschouwend
Het wichtjen aan haar borst.
Ja, 't sliep daar tusschen beiden,
En wijl hij spreken wou,
Deed zij hem angstig teeken
| |
[pagina 16]
| |
Dat hij toch zwijgen zou.
Maar eer zij kon verhind'ren,
Schuw over 't kind gebukt,
Had hij op hare lippen
Een vuur'gen zoen gedrukt.
Dat is 't lied der minne,
't Schoonste lied van al;
't Klinkt door woud en velden,
't Dreunt door berg en dal;
't Vloeit van hart tot harte,
't Zingt van mond tot mond,
't Leeft van eeuw tot eeuwe
Land en wereld rond.
Ja! waar dringt het niet?
Ja! wie zingt het niet,
't Zoete lied
Der minne?
|
|