Van realisme naar zakelijkheid
(1982)–Hans Anten– Auteursrechtelijk beschermdProza-opvattingen tussen 1916 en 1932
[pagina 122]
| |
Besluit‘De nieuwe zakelijkheid is een zo belangrijk verschijnsel in de moderne letteren’, stelt Van Vriesland in 1935, ‘dat men geen inzicht in onze hedendaagse litteratuur kan verkrijgen zonder het grondig onderzocht te hebben.’Ga naar eind1 De nieuwe zakelijkheid in het proza wordt meestal voornamelijk beschouwd als een stijlprocédé, een schrijfwijze die in het begin van de jaren dertig als nieuwe conventie voorhanden was en die in de jaren daarvoor in theorie en praktijk werd gevormd. Adjectieven die de stijl typeren contrasteren sterk met die welke voor de zo lang vigerende stilistica werden gebruikt: kort, gedrongen, synthetisch, streng, strak, nuchter, keihard, ijskoud, helder als glas (en even kleurloos) of als water (en even smakeloos), droog als kurk. De kwalificaties tussen haakjes zijn van Van Vriesland, die in dit verband ook wel van ‘mannetaal’ spreekt.Ga naar eind2 De behandelde opstellen laten zien hoe de jongere schrijvers die rond 1916 beginnen te publiceren, zich keren tegen de woordkunst, de ‘fraaie’ stijl, de ‘literatuur’, de ‘elegante houding bij het mikken’. Het attaqueren van het langademig en langdradig proza is door de jaren heen een centraal thema in hun beschouwingen; men blijft immers romans waartegen zij zich verzetten lezen. Ongetwijfeld zullen de woorden van Bint in Bordewijks gelijknamige roman met instemming door de jongere schrijvers zijn gelezen: ‘Wij moeten de spreekwoordelijke wijdlopigheid van de Nederlander bekampen, logenstraffen. De taal van de regering, hoog en laag, de taal van de wetten, de taal van de kranten is mij een gruwel. Ik lees geen kranten meer omdat van de tien woorden er niet één is verantwoord. Wij misbruiken onze taal steeds roekelozer.’Ga naar eind3 Het weg- | |
[pagina 123]
| |
laten echter van alle ‘bijzakelijke’ details als reactie op die wijdlopigheid, kon tot een zekere ‘kortademigheid’ leiden; zo noemde Marsman Houwinks proza ‘astmatisch’.Ga naar eind4 Concentratie op het essentiële bestempelt het proza of de schrijver als modern. ‘De onbevangenheid in het koel-harde, wrede, nuchtere en typisch hedendaagse weergeven van een gruwelijke werkelijkheid is [...] een erfenis misschien van, maar zeker een overwinning op de naturalistische school. Deze auteur is zeer van haar tijd, want zij is zuinig met haar woorden’, merkt Van Vriesland op naar aanleiding van Voyage in the dark van Jean Rhys.Ga naar eind5 Gemeenschappelijk kenmerk van het nieuwe proza is, ondanks evidente verschillen - men denke bijvoorbeeld aan Revis en Slauerhoff - de tendens naar versobering, naar het zo functioneel mogelijk gebruik van de taal. ‘Hoe verschillend de jongeren geaard mogen zijn, allen hebben den drang het woord te dienen zonder het te bekleeden met waarden, die het niet heeft. De schrijvers van onze generatie “schilderen” niet meer met het woord, ze willen geen muziek meer maken met het woord, ze schaffen het “woordmooi” af. Ze schrijven!!’, aldus Stroman, die (in 1935) Elsschot en Walschap ‘de exactsten’ noemt. ‘Deze beide Vlamingen hebben bewust afgedaan met den overdadigen Pallieter-geest, hun werk is een weldadige reactie op wat men als sappig Vlaamsche geest krijgt voorgezet.’Ga naar eind6 De blijvende verdienste van de nieuw zakelijke stijl is gelegen in de ‘erkenning van de zuivere waarde van het materiaal’, in de ‘vernieuwing van het gebruik van dit materiaal’ (Stroman)Ga naar eind7 ‘Gelijk na de Nieuwe Gids-beweging in den dagbladstijl voorgoed iets van aesthetische mooischrijverij was blijven hangen, bleef het nieuwe proza gericht op een meer direct mededeelende functie, een element dat van nu af aan het formeele beeld der litteratuurhistorie, globaal gezien, een verandering zou doen ondergaan.’ (Van Vriesland)Ga naar eind8
Onze verhouding tot onze gevoelens is veranderd, wij hebben afstand tot onze gevoelens weten te nemen, schreef Van Wessem, die daarin een symptoom zag van de moderne tijdgeest met zijn zin voor realiteit. Het zich weer objectief kunnen stellen tegenover de, zoals hij het | |
[pagina 124]
| |
noemde, feitelijkheden, verbond hij expliciet met nieuwe zakelijkheid. Het streven naar objectiviteit is een ander kenmerk van nieuwe zakelijkheid, dat nauw met de hierboven genoemde stilistische eigenschappen samenhangt. Om de ‘concreta een eigen taal’ te laten spreken, als in de film, moest het proza strakker worden, worden ontdaan van niet ter zake dienend ‘bijwerk’ in de vorm van beschrijvingen en verklaringen van, in Van Wessems terminologie, de schrijver, die zich daardoor als egocentrisch intermediair tussen de lezer en zijn onderwerp plaatst. De schrijver beperkt zich, als in de reportage, tot streng en koel observeren, geeft het ‘beeld van het reëele leven, zooals het is, ontdaan van alle uiterlijkheid en bijkomstigheid’. Het ‘nuchter, reëel, zakelijk weergeven van de werkelijkheid, de “naakte waarheid” [...] werd nu eisch’.Ga naar eind9 In zijn ‘beknopte geschiedenis der nieuwe Noord-Nederlandsche letterkunde’ Drift en bezinning noemt Van Leeuwen - Van Wessems proza-opvattingen klinken hier door - ‘een zuivering der gevoelens, in de instelling ten opzichte van de dingen’ de vernieuwing van nieuwe zakelijkheid die duurzaam zal blijken te bestaan. ‘De uiterlijk opvallende kanten der nieuwe zakelijkheid (zinsbouw en korte periodenbouw in de roman; filmische overgangen; straf rhythme; steeds wisselende, schijnbaar los naast elkaar geplaatste beelden; ook de stof: industrie-romans, verhalen en verzen over sport, techniek, sociale zaken) zijn van geringe en voorbijgaande betekenis.’Ga naar eind10 Ook in latere uitlatingen over het nieuw zakelijk proza treft men de notie objectiviteit aan. M. Janssens bijvoorbeeld spreekt van ‘koele gevoelloze observatie zonder emotioneel engagement’.Ga naar eind11 Het is dan ook begrijpelijk dat Revis en anderen wel ‘neo-realistische’ schrijvers zijn genoemd,Ga naar eind12 en de nieuwe zakelijkheid als een ‘gezuiverd realisme’ is gekarakteriseerd. Gezuiverd, want het is de nieuwe zakelijkheid geweest die, volgens Van Vriesland in zijn overzichtsartikel Vijftig jaar litteratuur in Nederland, ‘het uitdrukkingsmiddel verstevigde en vereenvoudigde door het te herstellen in zijn eigenlijkste functie en dienstbaar te maken aan de zo nuttig en nuchter mogelijke weergeving van de feiten der realiteit’. Als zodanig onderscheidt dit realisme zich van het realisme waartegen de schrij- | |
[pagina 125]
| |
vers van het nieuwe proza zich afzetten: ‘Feiten, zaken en handelingen maakten zijn voornaamste preoccupatie uit, waarbij dan de romantische spanning, en versnelling, ontstaan door de weglating van alle “spheer” en “stemming” der bijzakelijke, onessentiële details, het wezenlijke verschil met het realisme van Tachtig opleverde.’Ga naar eind13 Uiteraard dient de door sommigen gepretendeerde en veronderstelde objectiviteit gerelativeerd te worden. Selectie, arrangement en presentatie van de ‘feiten der realiteit’ doen er afbreuk aan, staan dikwijls in dienst van een bepaalde tendens. Zo is de verteller in Revis' Zand allerminst een neutrale berichtgever: zijn scepsis ten aanzien van de industriële en technische vooruitgang is op iedere bladzijde merkbaar. In het navolgende fragment waarin een nachtlandschap wordt beschreven, komt de visie van de verteller op een voor het boek karakteristieke wijze aan het licht: ‘Maar de geluidlooze rust boven de weilanden keert nooit weer, die hebben de menschen verdreven, voor goed. Schijnselen schichten langs boomstammen, een claxon treurt nasaal. Dat is het moderne lied van den nacht, de metalen krekelzang der motoren, het mechanische onweer van den trein. Een betooverd land in den nacht, verijzerde droomen.’ (p. 55) Over het algemeen wordt de ‘objectiviteit’ in de ‘ijskoude woordkunst’ van Bordewijk minder direct ondermijnd: ‘Duidelijk genoeg veinst Bordewijk bij het uitbeelden van zijn romanwereld een nuchtere en onpartijdige toon aan te slaan. De korte, schijnbaar zakelijke zinnen, de onbewogen toon brengen de lezer in de sfeer van de Nieuwe Zakelijkheid en imiteren op het eerste gezicht een koele berichtgeving of reportage.’Ga naar eind14 Maar bijvoorbeeld de veelvuldige herhaling van woorden en zinnen en het gebruik van vergelijkingen en metaforen - M. Dupuis toonde dat aan voor Blokken - verraden de distantie, de ironie ten opzichte van het vertelde. Wanneer echter direct commentaar van de vertellende instantie achterwege blijft en, wat Van Wessem voorstond, de personages vooral worden getekend door hun handelen, spreken en denken, zodat het standpunt van waaruit | |
[pagina 126]
| |
verteld wordt meer bij die personages komt te liggen, dan wordt aan de objectiviteit eerder recht gedaan.
Naast de lapidaire stijl en de objectiviteit kunnen nog de aandacht voor ‘het moderne leven’ en de ‘sociale geneigdheid’ genoemd worden als (inhoudelijke) kenmerken van het nieuw zakelijk proza. Een van de redenen die Van Vriesland in 1930 nog moest aangeven voor het onzaakkundig blijven van de zakelijkheid,Ga naar eind15 is de afwezigheid van elke maatschappelijke oriëntering: ‘De enige overeenkomst der nieuwe richting met reportage zou te vinden zijn in een nieuwe sociale belangstelling, gelijk bij haar dragers in Frankrijk en Duitsland leeft. Maar deze ontbreekt juist bij onze jongere literatoren geheel.’Ga naar eind16 De interesse voor de reportageromans van onder andere Hauser en Ehrenburg met hun tendentieuse uitbeelding van het moderne leven, zou echter niet lang uitblijven, men denke aan de opstellen van bijvoorbeeld Donker. De invloed van Ehrenburg op een aantal jongere schrijvers brengt Ter Braak op de volgende wijze onder woorden: ‘Men zal in de kringen der Nederlandse jongeren ongeveer als volgt hebben geredeneerd (en een hunner, Anthonie Donker, heeft het met zoveel woorden ook gezegd): “Waarom kunnen wij, als Ehrenburg even snel over auto's als over films kan schrijven, ook niet schrijven over zand, grind, polders, Sjanghai, rubber, sigaren, luiermandfabrikanten, Zuiderzeewerken enz. enz.? Het patent van de worstmachine is gegeven; het aantal onderwerpen is onbegrensd; laten wij dus onderwerpen nemen en die in de machine stoppen om te zien, wat er aan litteratuur uitkomt. Een dosis sociale verontwaardiging hebben ook wij, evenals Ilja Ehrenburg; zou dan de Nederlandse letterkunde, die steeds zo vlijtig is geweest in het navolgen van buitenlandsche modellen, in dit tijdsgewricht achterblijven? Neen immers!”’Ga naar eind17 Het moge waar zijn dat de navolging te slaafs, het procédé te zichtbaar is, de sociale belangstelling en werkelijkheidszin brengen met zich mee dat de horizon aanmerkelijk verbreed wordt. De nieuwe zakelijkheid ‘heeft mogelijkheden tot een ruimer belangstelling geopend, daar zij zonder aesthetische preoccupatie, zonder psy- | |
[pagina 127]
| |
chologische analyse, zonder subjectivistische vooringenomenheid het leven zelf in al zijn schakeringen der dagelijkse manifestaties tot ons wil doen spreken.[...] De realiteit die zich door de tegenwoordige zakelijkheid uitspreekt, is [...] in haar verschillende verschijningsvormen voor verschillende overeenkomstige maatschappelijke groepen van meer direct en bijzonder belang. Maar er is daarbij thans dit grote onderscheid, dat de duidelijkste strekking der nieuwe richting het meedelen niet van ideeën maar van feiten is, het doen zien en doen kennen van een bepaald deel van het moderne leven.[...] Het is gedaan met de ongezonde vlucht uit de daagse realiteit, gedaan met de neurose-kwekende, romantische desertie der werkelijke moeilijkheden en hardheden van het bestaan. Een sterker en nuchterder geslacht ziet met open ogen het leven in en geeft ons een kroniek van den tijd, waarvan elk voelt dat zij hemzelf onmiddellijk betreft’.Ga naar eind18 Het spreekt vanzelf dat de manier waarop en de mate waarin de genoemde kenmerken voorkomen nogal kunnen verschillen. Een vergelijking van de twee Nederlandse romans over de auto - Revis' Gelakte hersens en Bordewijks Knorrende beesten - kan hier als voorbeeld dienen: ‘Vergelijkt men de beide romans [...] dan treft het hoe in het eerste het zakelijke, de techniek, het bedrijf en de onpersoonlijke, oeconomische krachten, in de samenleving werkend, uitgangspunt, meer dan het individueele zijn. Terwijl in het laatste een, weliswaar wezenlijk moderne, romantiek aan het woord is, die van deze materie alleen het uiterlijk aspect aangrijpt om in een adaequaat hedendaags bewerkt proza een vooral visueel en litterair aangelegde verbeelding te doen spreken. Een verbeelding, niet als bij Revis aan een sociale visie en aandacht ondergeschikt, maar onmiddellijk aan een door de persoonlijkheid des schrijvers om zichzelfs wil voortgebrachte fantastische conceptie ontleend.’Ga naar eind19 Door zijn toepassing van het Ehrenburg-procédé is Revis een exponent van de nieuwe zakelijkheid te noemen, terwijl Bordewijk zich daaraan onttrekt.
Marsmans afrekening met de nieuwe zakelijkheid als norm voor de literatuur in De aesthetiek der reporters heeft er niet toe geleid dat | |
[pagina 128]
| |
de defictionaliserende, nieuw zakelijke romans niet meer gepubliceerd worden. Maar in de doorbraak van het proza, zoals die onder andere in Forum aan het licht treedt, spelen ze geen noemenswaardige rol. In het voor de ontwikkeling van de Nederlandse (roman) literatuur toonaangevende tijdschrift Forum krijgt het proza een ruime kans, hetgeen mogelijk is omdat schrijvers die ‘persoonlijkheid’ bezitten, aanwezig zijn. Wij ‘verdedigen de opvatting, dat de persoonlijkheid het eerste en laatste criterium is bij de beoordeeling van den kunstenaar. Welke wonderen zich ook bij het scheppingsproces mogen afspelen: zij schijnen ons dan eerst van belang, wanneer de persoonlijkheid van den kunstenaar zich voor ons in zijn werk bevestigt’, staat in de programmatische inleiding.Ga naar eind20 Bijna vijftig procent van het totaal aantal bladzijden wordt gevuld met belletristisch werk van auteurs die op de een of andere wijze aan dat persoonlijkheids-criterium voldoen. Zo publiceert Slauerhoff er zijn romans Het verboden rijk en Het leven op aarde, Vestdijk onder meer de novelle Het veer, Du Perron onder andere fragmenten uit Het land van herkomst, Ter Braak Dr. Dumay verliest...; van Walschap verschijnen Trouwen en Celibaat, van Elsschot Kaas en Tsjip in Forum. In al zijn verscheidenheid kan van dit proza gezegd worden dat de ‘fraaie’ stijl en de extensieve beschrijvingen die gedurende vele jaren door de jongeren werden bestreden, overwonnen zijn. Overwonnen, niet in de vorm van extreme uitdrukkingsconcentratie, maar door de aandacht voor ‘het gewone woord’, dat wil zeggen volgens Ter Braak ‘het woord, dat zoo direct en onbeschaamd mogelijk “voor zijn waarheid uitkomt”’.Ga naar eind21 Deze aandacht blijkt ook uit het proza van een aantal oudere schrijvers voor wie onder andere Ter Braak belangstelling vraagt: Multatuli, Paap, Nescio en Elsschot. Men heeft het werk van Vestdijk, Ter Braak, Du Perron en anderen wel in verband gebracht met de nieuwe zakelijkheid vanwege de afkeer die eruit spreekt van ‘mooischrijverij’, het stilistisch ornament. Het verdient de voorkeur, teneinde de terminologische verwarring rond het begrip nieuwe zakelijkheid enigszins te beperken, de term te reserveren voor de ‘extremisten’: degenen die vanuit een sociaal | |
[pagina 129]
| |
engagement in een stijl van ‘gewapend beton’, reportage-achtig proza schrijven over bedrijf en beroep; proza waarin de psychologische uitbeelding van het individu slechts een marginale plaats heeft.
In het vroege proza van onder andere Bordewijk, Ter Braak, Helman, Kuyle, Marsman, Du Perron, Revis, Stroman, Vestdijk, Walschap en Van Wessem is de detaillerende beschrijvingskunst van de traditionele realistisch-psychologische roman nagenoeg afwezig, nadat eerdere pogingen daarmee te breken in het experiment bleven steken (Van Doesburg, Houwink), of niet werden opgemerkt (Nescio, Elsschot). Bovendien gaat de stijlverzakelijking die spreekt uit het werk van bijvoorbeeld Bordewijk, Revis en Walschap gepaard met een vergaande reductie van de gewraakte explicatieve psychologie. Vergeleken met de ontwikkeling van de Nederlandse dichtkunst vanaf 1916 (Van den Bergh, Marsman, Hendrik de Vries, Van Ostaijen) breekt de vernieuwing in het proza pas laat door. De jongere schrijvers zelf zijn zich over het algemeen van die achterstand bewust. ‘De Nieuwe Beweging’ - zoals Brandt Corstius samenvattend het internationale streven naar literatuurvernieuwing in het eerste kwart van deze eeuw aanduidt - is grotendeels aan het proza voorbij gegaan, ook al werd er getheoretiseerd over mogelijkheden tot vernieuwing.Ga naar eind22 Het is 1935 als Marsman en Du Perron schrijven: ‘Tusschen de klippen van het provincialisme door schiet het proza vooruit dat nederlandsch maar tevens europeesch tracht te zijn.’Ga naar eind23 Veel uitspraken van de in dit boek geciteerde schrijvers zijn in verband te brengen met dát proza.
Najaar 1981 |
|