De brave Hendrik
(1810)–Nicolaas Anslijn Nz.– Auteursrechtvrijeen leesboekje voor jonge kinderen
[pagina 31]
| |
Lieve Kinderen! Mogelijk zullen er onder u zijn, die meenen, dat hun ongelijk aangedaan is, nu zij geenen prijs gekregen hebben. Doch dit is zoo niet, kinderen! niemand is verongelijkt. Wij zullen daar thans niet verder van spreken. Ieder vrage slechts aan zich zelven: heb ik inderdaad ennen prijs verdiend? - Heb ik mij altijd braaf gedragen? - Heb ik door mijn gedrag mijne ouders en meesters niet bedroefd? - Ben ik wel zoo vlijtig geweest als ik zijn moest? Die alle deze vragen voor zich zelven met ja kan beantwoorden, zonder dat hij daarbij beschaamd behoeft te worden, die zal ook zeker eenen prijs ontvangen hebben. Denkt toch, dat men geene ondeugende kinderen kan of mag beloonen, al hebben zij nog zoo vele vorderingen gemaakt. Slechte kinderen worden doorgaans slechte menschen, en hoe meer zij dan weten, hoe meer verdriet en schade zij dan anderen menschen kunnen doen, omdat zij van hun verstand een slecht gebruik maken. God heeft ons daarvoor het verstand niet | |
[pagina 32]
| |
gegeven, en daarom kunnen zulke kinderen ook op geene belooning rekenen.
Kinderen! wij zouden u nog veel van den braven Hendrik kunnen vertellen; maar als hij dit boekje eens in handen kreeg, dan zou hij maar beschaamd worden, als hij zag, dat hij zoo zeer geprezen werd, en dat willen wij niet, - wij willen den goeden Hendrik niet beschaamd maken. Lieve kinderen! volgt slechts het voorbeeld van Hendrik, en het zal u altijd welgaan. Een deugdzaam kind
Ziet zich bemind
Bij alle brave menschen:
Wie zou daar niet naar wenschen?
Maar grooter loon
En eere-kroon,
Kan hij bij God verwachten:
Wie zou daar niet naar trachten!
|
|