De brave Hendrik
(1810)–Nicolaas Anslijn Nz.– Auteursrechtvrijeen leesboekje voor jonge kinderen
Hendrik en Willem.De Vrouw.
Wilt gij ook lekkere appelen koopen, jonge heeren? Hendrik.
Neen, vrouw! Willem.
Hoe duur zijn de appelen? De Vrouw.
Een cent het stuk. Willem.
Kom, geef mij dan voor een' stuiver. | |
[pagina 12]
| |
De Vrouw (tegen Hendrik.)
Wilt gij ook voor een' stuiver hebben? Hendrik.
Neen, vrouw! Ik koop geene appelen. Willem.
Wilt gij, dat ik u een' stuiver leene? Hendrik.
Ik dank u, vriendje! Ik heb wel een' stuiver, maar ik mag niet snoepen. Willem.
Is dat dan snoepen, als men zijn geld aan appelen besteedt? Uw vader weet het immers niet? Hendrik.
Mijn vader heeft het mij verboden, en dan doe ik het niet, al is hij er niet bij. Mijn vader zegt, dat God alles ziet. Willem.
Moogt gij dan niets voor uw geld koopen? Hendrik.
Ja wel, mits dat het mij nuttig is, en dan koopen mijne ouders het voor mij. Mijne moeder geeft mij dikwijls goede, rijpe vruchten; maar die zonder vragen | |
[pagina 13]
| |
weg te nemen, of stil mijn geld daar am te besteden, dat mag ik niet. Willem.
Ik ben wel blijde, dat mijn vader zoo kwaad niet op mij is. Hendrik.
Mijn vader is altijd goed en vriendelijk jegens mij, maar .... De Vrouw.
Uw vader heeft wel gelijk, jonge heer! want van een' snoeper komt nooit iets goeds. |
|