Nieuwenhuys, R.
Nieuwenhuys, Robert * 30 juni 1908 Semarang (Nederlands-Indië); † 7 november 1999
Amsterdam, letterkundige die met zijn boek Oost-Indische Spiegel. Wat Nederlandse
schrijvers en dichters over Indonesië hebben geschreven, vanaf de eerste jaren der
Compagnie tot op heden (1972; derde herziene druk 1978) het fundament heeft gelegd voor
de studie van de Indisch-Nederlandse letterkunde. De door hem samengestelde Indische
fotoboeken vormen een visueel pendant van genoemd handboek.
Nieuwenhuys was de zoon van een volbloed Nederlander en een Indo-Europese moeder. Hij
bracht zijn jeugd door in Batavia, waar zijn vader directeur was van het befaamde Hotel des
Indes. Naast zijn Javaanse lijfbaboe heeft het Indische milieu van zijn moeder zijn leven
diepgaand beïnvloed. ‘Cultureel ben ik een Europeaan, maar emotioneel liggen vele stukken
van mijn persoon in Indonesië’, schreef hij eens.
Nieuwenhuys doorliep de hbs in Semarang en volgde daarna in Nederland een MO-opleiding Nederlands. In 1935, terug in Indië en leraar, trouwde hij met Frieda van Bommel.
Zij kregen drie kinderen van wie er een jong overleed. Vanaf eind 1940 doceerde hij
Nederlandse letterkunde aan de Literaire Faculteit in Batavia. Niet alleen om zijn bezielende
manier van lesgeven, maar ook om zijn progressieve politieke opvattingen was hij geliefd bij
zijn Indonesische leerlingen. Van groot belang voor zijn literaire ontwikkeling was zijn
kennismaking met E. Du Perron.
Na de Japanse kamptijd (1942-1945) repatrieerde hij met zijn gezin, maar midden 1947
keerde hij terug naar Batavia en werkte er op het Departement van Onderwijs. Belangrijk in
die periode was zijn redactie van het op Indonesië gerichte maandblad Oriëntatie. In 1952
vertrokken hij en de zijnen definitief naar Nederland. Hij werd weer leraar, in Amsterdam.
Daarnaast ontplooide hij tal van activiteiten op het terrein van de literatuur.
In 1963 trad Nieuwenhuys in dienst van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en
Volkenkunde in Den Haag (vanaf 1966 in Leiden). Daar werkte hij onder meer aan zijn Oost-Indische Spiegel dat in 1972 uitkwam. Het jaar daarop ging Nieuwenhuys met pensioen, maar
hij bleef volop aan het werk. Vooral zijn fotoboeken trokken sterk de aandacht. In 1985
hoorde hij tot de oprichters van de Werkgroep Indisch-Nederlandse Letterkunde met haar
tijdschrift Indische Letteren. Begin jaren tachtig kreeg hij de Constantijn Huygens Prijs voor
zijn oeuvre; in 1984 werd hij eredoctor van de Leidse Universiteit.
Het verlies, in 1995, van zijn vrouw drukte zwaar op zijn laatste levensjaren. De
geestkracht waarmee hij zich in die fase overeind hield was bewonderenswaardig. Helder van
geest en onveranderd hartelijk bleef hij tot het einde toe in contact met de literatuur en zijn
literatuurvrienden.