Bio- en bibliografisch lexicon van de neerlandistiek
(2004-)–Wim van Anrooij, Ingrid Biesheuvel, Karina van Dalen-Oskam, Jan Noordegraaf– Auteursrechtelijk beschermdMeertens, P.J.Meertens, Pieter Jacobus * 6 september 1899 Middelburg; † 28 oktober 1985 Amstelveen, oprichter en directeur van de Bureaus voor Dialectologie, Naamkunde en Volkskunde van de KNAW (tegenwoordig Meertens Instituut). Gepromoveerd als Neerlandicus, maar vooral actief op het terrein van de volkskunde. Daarnaast publiceerde hij onder andere over dialectologie en naamkunde.
Op woensdagmorgen 6 september 1899 ben ik te Middelburg geboren in het huis aan de Korendijk no. 59, waar mijn ouders het eerste jaar van hun huwelijk woonden. Mijn moeder heeft mij meermalen verteld, dat er tijdens mijn geboorte een hevig onweer woedde, en de vissen uit het water in de gracht vóór ons huis opsprongen. Ik ben niettegenstaande dit omen geen groot man geworden. Op hoge leeftijd schreef Piet Meertens deze autobiografische passage. Ondanks dit blijk van bescheidenheid draagt vanaf 1979 een onderzoekinstituut van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen zijn naam: het (P.J.) Meertens Instituut, een instituut voor onderzoek en documentatie van Nederlandse taal en cultuur. Van dit instituut gaat de ontstaansgeschiedenis terug tot 1 juli 1930, toen Meertens aantrad als secretaris van de Dialectencommissie. Meertens heeft het door hem opgerichte dialectenbureau gaandeweg uitgebouwd tot een instituut waar de Nederlandse volkscultuur, dialecten en namenschat worden gedocumenteerd en bestudeerd. Dankzij zijn medewerker J.J. Voskuil heeft dit instituut een brede bekendheid gekregen als ‘Het Bureau’. Piet Meertens figureert in deze zevendelige roman als Meneer A.P. Beerta. Na vijfendertig jaar leiding gegeven te hebben, trad Meertens in 1965 af als directeur van de bureaus voor Volkskunde, Dialectologie en Naamkunde. | ||||||||
Ontwikkeling en karakteriseringMeertens studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Utrecht. Hij studeerde in 1924 (cum laude) af bij De Vooys op de Zeeuwse literatuur in de zeventiende eeuw. Dit was tevens het onderwerp voor zijn dissertatie die hij geruime tijd later, in 1943, verdedigde. Het proefschrift was getiteld Letterkundig leven in Zeeland in de zestiende en de eerste helft der zeventiende eeuw. De eerste zin van deze dissertatie (https://www.dbnl.org/tekst/meer035lett01/) geeft inzicht in de houding van Meertens ten opzichte van cultuur, volk en vaderland. Een houding die we ook tegenkomen in zijn andere activiteiten. In hoofdzaak zijn het overwegingen van locaal-patriottische aard geweest, die tot het ontstaan van dit boek aanleiding hebben gegeven. Geboren en getogen Zeeuw, uit een geslacht dat van vaderszijde geheel, van moederszijde voor de helft sinds drie eeuwen en langer in Zeeland gewoond heeft, heb ik mij van kindsbeen af in bijzondere mate aangetrokken gevoeld tot de geschiedenis van het land, dat mijn voorouders bewoonden, ‘'t vruchtbaer Zeeusche rijck, mijn lieve vaderland’, zoals Philibert van Borsselen het noemde, het land waar ik de eerste twintig jaar van mijn leven heb doorgebracht, en van het volk, waaruit ik ben geboren. | ||||||||
Wetenschappelijke invloedZijn voornaamste, wetenschappelijke belang lag echter niet in de letterkunde, maar in de organisatie van de documentatie en later ook van het onderzoek op de gebieden volkskunde, naamkunde en dialectologie. Meertens is niet de geschiedenis ingegaan als een groot onderzoeker. Zijn werk bleef in hoge mate beperkt tot het verzamelen en ordenen van gegevens. Maar daarin had hij dan ook bijzondere capaciteiten. Zo vormde hij reeds in 1931 een netwerk van circa 2000 correspondenten, die bereid waren een dialectvragenlijst in te vullen. Het doel was om een atlas te maken van de Nederlandse dialecten. In 1934 slaagde Meertens erin om met zijn organisatorisch talent ook het opstellen van een Volkskunde-atlas naar zich toe te trekken en het opgerichte Volkskundebureau aan het Dialectenbureau toe te voegen. Het werk aan beide atlassen leidde echter niet tot een spoedige publicatie van kaarten. Dit lag ten dele aan spanningen in de Dialectencommissie (Van Ginneken vs. Kloeke) en in de Volkskundecommissie (De Vries vs. Schrijnen). Meertens was betrokken bij het Comité van Waakzaamheid van Nederlandse intellectuelen tegen het nationaal-socialisme. Tijdens de Duitse bezetting kreeg Meertens te maken met een bijzondere interesse van nationaal-socialistische zijde voor de terreinen van de volkskunde en de dialectologie. Zij wilden hun ideeën over de oorsprong van een gemeenschappelijke Germaanse cultuur wetenschappelijk onderbouwen. Met steun van het bestuur van de Nederlandse Akademie van Wetenschappen (‘Koninklijke’ was in die tijd geschrapt) lukte het Meertens min of meer om de bureaus voor de Wissenschaftseinsatz te vrijwaren. Na de oorlog werd door initiatieven van Meertens ook het Naamkundebureau opgericht. Meertens werd officieel directeur van de drie bureaus, die bestuurd werden door de Centrale Commissie voor Onderzoek van het Nederlands Volkseigen. In deze periode groeide het aantal personeelsleden van drie in 1945 tot rond de twintig in 1950. Tot zijn aftreden in 1965 bleef hij actief voor de organisatie die in 1969 omgedoopt werd tot Instituut voor Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde. In 1966 werd hij benoemd tot lid van de Afdeling Letterkunde van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. | ||||||||
Maatschappelijke rolMeertens was een ascetische, zuinige en hardwerkende man die zich niet alleen met wetenschap bezig hield. Hij was politiek geëngageerd, sociaal betrokken en overtuigd christen. Hoewel zijn ouders onkerkelijk waren, liet Meertens zich dopen als lid van de Nederlandse Hervormde Gemeente. Reeds in zijn studietijd gaf hij inhoud aan zijn christen-socialistische oriëntatie, en in 1934 werd hij lid van de Christelijk-Democratische Unie. Al vroeg keerde hij zich tegen het nazisme. In vele geschriften (o.a. voor de oorlog in Lectuurgids en na de oorlog in De Vlam) en op de radio (NCRV) gaf hij uiting aan zijn sociaal-christelijke overtuiging. Een schokkende gebeurtenis in het leven van Meertens was zijn arrestatie op 13 september 1940, niet vanwege zijn anti-nazistische standpunten, maar vanwege homoseksuele contacten met een minderjarige. Meertens heeft de beschuldigingen die toen tegen hem werden ingebracht altijd ontkend. Ook na de oorlog bleef Meertens zich inzetten voor maatschappelijke kwesties, in woord en geschrift. De ruim 1500 publicaties tellende Lijst der geschriften van dr. P.J. Meertens is daar een getuige van. Op 8 januari 1975 werd Meertens getroffen door een hersenbloeding die leidde tot eenzijdige verlamming en afasie. Hij werd opgenomen in Het Zonnehuis in Amstelveen en communiceerde nog vrijwel uitsluitend via zijn ouderwetse Underwood schrijfmachine. Hij overleed daar op 28 oktober 1985.
Hans Bennis | ||||||||
Voornaamste geschriften
| ||||||||
Belangrijke secundaire literatuur
| ||||||||
Locatie archief / brievencollectiesCollectie P.J. Meertens, Universiteitsbibliotheek Amsterdam. Archief van het Meertens Instituut (KNAW), Amsterdam. De stem van Meertens valt te beluisteren op http://www.meertens.knaw.nl/projecten/meertens.html. De opname dateert uit 1934. |
|