Loey, A. van
Van Loey, Adolphe * 14 juli 1905 Elsene (Brussel); † 6 maart 1987, Sint-Jans-Molenbeek
(Brussel), linguïst en filoloog die zich vooral met historische taalkunde, dialectologie,
naamkunde en Middelnederlands bezighield.
De geboren en getogen Brusselaar Van Loey studeerde van 1923 tot 1927 Germaanse Filologie
aan de Vrije Universiteit te Brussel, waar hij de doctorstitel verkreeg met een Studie van de
Nederlandse plaatsnamen te Elsene en Ukkel (bekroond door de Koninklijke Vlaamsche
Academie voor Taal- en Letterkunde). Hij werd kort daarop leraar in het Koninklijk Atheneum
van Elsene. De titel van Speciaal Doctor behaalde hij op 30 juni 1936 met een dissertatie
Bijdrage tot de kennis van het Zuidwestbrabantsch in de 13de en 14de eeuw, die door de
Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie werd uitgegeven.
In 1936 werd Van Loey part time docent aan de Vrije Universiteit Brussel, in 1939 full
time docent en in 1941 Gewoon Hoogleraar. Tijdens zijn hele loopbaan doceerde hij vakken die
met de historische taalkunde van het Nederlands, de dialectologie en de Middelnederlandse
filologie te maken hadden; in het begin ook nog zgn. altgermanistische colleges (Gotisch,
Oudhoogduits), die later door anderen werden overgenomen. In 1974 werd hij Emeritus
Hoogleraar.
Van Loey had een bijzonder druk, succesrijk en eervol wetenschappelijk en academisch
leven. Hij werd in vele landen als spreker en/of gasthoogleraar uitgenodigd en in allerlei
wetenschappelijke commissies en genootschappen opgenomen. Een kleine greep ter illustratie:
Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie (1935), Maatschappij der Nederlandse
Letterkunde te Leiden (1940), Redactiecommissie Nomina Geographica Neerlandica (1947),
Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (1948), Académie Royale de
Belgique (1950), buitenlands erelid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van
Wetenschappen te Amsterdam (1958).
Van Loey was een innemende humanist die met iedereen het beste voor had en iedereen
gunde wat hij als het hoogste goed beschouwde: te kunnen leven in een vrije en vrijdenkende
wereld. De Vrije Universiteit Brussel was zijn universiteit, die hij beschouwde als de instelling
bij uitstek ter verbreiding van zijn idealen, een fakkeldrager van het vrije denken.