De weezen van Vlissingen, of Hoe onze republiek onafhankelijk werd

[p. *2]

[p. V]

Voorbericht.

Heb ik in mijn Adolf en Clara de stuiptrekkende worsteling van de eerste jaren der Nederlandsche Republiek behandeld, in mijn Zoon van den Zeeroover het toenemen in grootheid en aanzien van ons gemeenebest trachten voor te stellen; in dit werkje is mijn doel geweest in eenige trekken te ontvouwen, wat er noodig was, om ons Vaderland zijn onafhankelijkheid te verzekeren. Zoo bevatten zij te zamen een geregelde geschiedems van den tachtigjarigen krijg. En toch bestaat elk der boekjes op zich zelf en vormt een geheel. In dit werkje moest ik de Remonstrantsche troebelen behandelen; ik heb dit gedaan geheel onpartijdig en alleen voor zoover men 't voor de jeugd noodig en nuttig kan achten, er mede bekend te worden. Meer opzettelijk heb ik mij op de voorstelling van zeden en gewoonten toegelegd. Van de gilden, de schutterijen, de begrafenis van leden der vroedschap, het huiselijk leven onzer voorouders en het planten van meiboomen, heb ik getracht,

[p. VI]

mijn lezeressen en lezers een klaar begrip te geven; terwijl ik er tevens de kindsheid en jongelingsjaren van onzen De Ruyter heb ingevoegd.

Ik behoef den vijfden druk van dit werkje mijn landgenooten met aan te bevelen; hun belangstelling in mijn arbeid, die mijn verwachtingen verre heeft overtroffen, heeft getoond, dat zij begrijpen, wat waarlijk behoefte is in den tegenwoordigen tijd.

De Schrijver.

Tot dusverre het voorbericht van den schrijver voor den vijfden druk. Tot aanbeveling van dit werkje behoef ik niets meer te zeggen; de verschijning van dezen zesden druk is het beste bewijs voor de welwillendheid, waarmede de ouders, en voor de gretigheid, met welke onze jongelieden de historische werkjes van den gevierden schrijver ontvangen.

de Uitgever.