De dood van Bestevaêr.
Na drie jaren van rust, werd de Ruijter andermaal het bevel eener vloot opgedragen, om de Spanjaarden in hunnen kamp tegen de Sicilianen en de Franschen bij te staan. Reeds den 22en April 1676, nam deze zeestrijd een aanvang, en nauwelijks een halfuur later viel onzen Admiraal doodelijk getroffen op het dek neder. Een kanonskogel had hem de beide beenen verbrijzeld. Uit eene bezwijming ontwaakt, wist hij de zijnen nog toe te roepen: ‘Moed, mijne kinderen, en de zege is ons!’ De slag werd gewonnen, maar het vaderland had zijn grootsten zeeheld verloren. Na een aandoenlijk afscheid van zijne officieren en minderen, waarbij deze hem beloofd hadden: ‘de eer der vlag tot aan hunnen dood te zullen handhaven,’ zeide hij: ‘Nu ben ik bereid te sterven, en gij vriend de Haen moogt mij de oogen toedrukken.’ Den 29en April 1676 stierf hij in de baai van Syracuse, aan boord van zijn schip: ‘de Eendragt.’ Hij had den ouderdom van 69 jaren 1 maand en 5 dagen bereikt. Zijn lijk werd gebalsemd, naar het vaderland overgebracht en in de Nieuwe Kerk te Amsterdam begraven. Op last der Staten van de Vereenigde Provinciën werd hem daar ter eere, een grootsch marmer gedenkteeken opgericht, den admiraal in wit marmer voorstellende, met den bevelhebberstaf in de rechterhand, met den linker op het hart en het hoofd rustende op een stuk geschut. Op den achtergrond is een zeeslag afgebeeld, en onder diens beeltenis een uitvoerig opschrift Gode en hem ter eere gewijd.
Het was op Vrijdag 3 Juli 1891, ruim tweehonderd jaren later, dat dit monument des 's morgens te 9 uur met een bezoek van Wilhelm II Keizer van Duitschland werd vereerd. Eerbiedig het hoofd ontblootende, sierde hij het gedenkteeken met een kostbaren lauwerkrans met breede linten in de Nederlandsche en Pruisische kleuren, waarbij hij deze woorden uitsprak:
Het is een groot volk dat zoo zijne groote mannen eert.