Verboden te jodelen!
(1969)–Peter Andriesse– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
Freiheit findet man nur im Tode | |
[pagina 6]
| |
[pagina 7]
| |
Met zijn rug tegen een boom prutste hij aan een radio die hij in het bos had gevonden. Plotseling stond er een indiese jongen voor hem, een knoestige tak in zijn hand. - Wat doe je hier? vroeg hij. - Dit bos is van ons. - Dit bos is van niemand. - Toch wel, het is van ons. Waar kom je vandaan? - Ik woon in het zomerhuisje. - Dat is ook van ons. - Wie ben je dan? - Ik ben Don en ik woon in dat witte huis. Hij wees met de knoestige tak. - Maar als je in het zomerhuisje woont, mag je hier wel komen.
Veertien dagen tevoren waren zijn ouders met verlof uit Indonesië gekomen en hadden het zomerhuisje gehuurd. Aldo was al drie jaar in Holland, maar hij had in die tijd nog steeds geen vrienden gemaakt. Wel had hij 56 witte muizen, de nakomelingsschap van de twee die hij kreeg toen hij bij zijn oom en tante in huis kwam. Ze krioelden door elkaar in een grote kist die van binnen bekleed was met fijn gaas en van buiten omgeven door een walm van doordringende stank. Aldo's eerste vriend had al zwart donshaar op zijn bovenlip en de baard in de keel, hoewel hij een jaar jonger was dan Aldo. Ze gingen samen zwemmen in de rivier, kwamen bij elkaar thuis om plaatjes te draaien van Elvis Presley en Chris Barber en hielden sluiptochten (inspektietochten, zei Don) in het bos, waarbij ze frambozen, roze dameskorsetten, schoenen met hoge hakken en lege kogelhulzen vonden. Alles wat van enige waarde was, werd aan Dons verzameling van ‘Bizondere Vondsten’ toegevoegd. Later zou hij een museum inrichten in het zomerhuisje als Aldo's ouders weggingen. | |
[pagina 8]
| |
In hun nieuwe, ondergrondse hut kon geen speldeknop daglicht doordringen als ze de ingang goed afsloten. De hut was geheim en er was op de begane grond niets van te zien, want ze hadden de bovenkant bedekt met mos en bladeren. Don pikte een paar kaarsen van zijn moeder en ze sloten zich op in het hol dat naar vochtige aarde en rottende bladeren rook. Vanonder zijn bloes haalde Don een stapeltje tijdschriften die ‘Natuurvriend’ en ‘Zon en Natuur’ heetten. Ze bekeken grinnikend de fotoos van naakte vrouwen met ballondikke, roze borsten. - Heb je het wel eens een man en een vrouw zien doen? vroeg Don. - Nee, wel muizen. - Dat is niets. Hier, achterin het bos heb ik het gezien. - Hoe ging dat?
- Je moet er een heleboel doodmaken, zei Don, anders heb je er straks duizend. - Hoe dan? Je mag ze geen pijn doen. - Gewoon een kat in het hok zetten. Die vreet er een paar op, maar niet allemaal. Ze vingen de oude kater van Dons moeder, gooiden hem in de kist en deden de klep dicht. Een luid gepiep en een geroffel van snelle pootjes klonk op uit de kist. Het werd stil en even later begon de kat klagelijk te miauwen. Aldo tilde de klep op. Met rechtopstaande staart en kromme rug stond de kater tussen de muizen. Hij sprong eruit en rende het bos in. - Je moet er petroleum overgieten en dan de hele boel in de fik steken, zei Don toen hij uitgelachen was. - Dan ben ik ze allemaal kwijt. | |
[pagina 9]
| |
- Wat geeft dat, het zijn toch vieze beesten. - Nee, ik wil er een paar houden.
- Als jij 'm laat zien, doe ik het ook, zei Don. - Nee. - Waarom niet? Heb je misschien een klein pikkie? Aldo zei niets en krabde met een stokje in de aarden wand van de hut. - Doe je nooit dit? Don bewoog een gekromde hand voor zijn broek op en neer. - Ik ga naar huis, zei Aldo kleurend.
In de vakantie kwam Dons nichtje logeren. Een rank, lichtbruin meisje met een lange paardestaart. Lily had een badminton-spel meegenomen en op het grasveld voor Dons huis speelden ze tegen elkaar om punten. Aldo verloor vaak en zat de meeste tijd langs de kant. Als Lily hoog opsprong om de shuttle uit de lucht te plukken, waaide haar rokje op en kon hij haar witte broekje zien.
Op Dons kamer speelden ze scrabble. Wie een vies woord maakte, kreeg 20 punten ekstra. Don was de eerste. Met zorg legde hij de letters ‘u’ en ‘t’ achter de ‘k’ van ‘donker’. Lily giechelde en meteen sprong Don op en probeerde onder haar rok te komen met zijn hand. Maar zij klemde de knieën tegen elkaar en trok de rok er strak overheen. Aldo keek naar zijn lettertjes, maar vanuit zijn ooghoeken zag hij dat Lily's hand naar Don zijn broek greep. Deze verzette zich slapjes. Hun gezichten waren rood en ze lachten luid. Don trok aan het schouderbandje van haar jurk en heel even | |
[pagina 10]
| |
dacht Aldo haar rechterborstje te zien, een lichtbruine welving. Plotseling deed Lily een uitval naar hem. - Niet doen, riep hij. Zijn gezicht gloeide. - Hij heeft een stijve! schaterde ze hees.
Snachts lag hij lang wakker en dacht aan Lily's witte broekje en aan haar ronde borstjes, lichtbruine welvingen van zacht vlees met bruine knopjes erop. Hij klemde zijn kussen tussen zijn benen... zijn handen streelden het warme lichaam, haar armen, haar zachte buik... voorzichtig nam hij haar hand en leidde hem naar beneden... Hij nam zijn zakdoek van het nachtkastje.
- Ik zou het wel eens met haar willen doen. - Wat? - Dit! Don stak zijn duim tussen zijn wijs- en middelvinger. - Dat mag niet! Ze is je eigen nicht!
- Je moet ze doodslaan, met een schop of een steen. - Dat is gemeen. - Maar je wilt er toch af? Straks heb je er duizend. En ze stinken, het zijn smerige beesten. Don scharrelde door de schuur en vond een schop. Hij liep ermee naar de kist, tilde de klep op en nam er een muis uit. Het dier piepte en spartelde met zijn pootjes, maar Don hield hem stevig bij de staart. Hij zette de muis op de grond en voordat hij weg kon rennen sloeg Don hard met de schop. Met gespreide pootjes lag het beestje tussen zijn bloed, het kopje was verbrijzeld. - Schei uit! riep Aldo. - Donder op! Hij rukte Don de schop uit de handen en duwde hem de schuur uit. | |
[pagina 11]
| |
Vlak bij de hut bleef hij staan en luisterde. Hij hoorde lachen. Voorzichtig sloop hij naar het geluid toe. Er zijn vreemden in ons bos, dacht hij, misschien maken ze onze hut kapot. Hij zag iets wits tussen de struiken. Hij liet zich op zijn buik vallen en kroop geruisloos naderbij. Hij schuurde met zijn knie over een scherp voorwerp. Naast de ingang van de hut lagen ze op de grond. Haar rok was tot haar middel opgeslagen, naast haar lag het witte broekje. Ze keek naar de lucht, met half dichtgeknepen ogen en om haar mond was een glimlach. Haar schouderbandje was naar beneden geschoven en Aldo zag een lichtbruine welving. Zijn hand lag op haar buik en bewoog heen en weer. Toen ging hij bovenop haar liggen en maakte wilde bewegingen met zijn lichaam. Vochten ze? Maar ze maakte alleen even een vreemd keelgeluid. Plotseling hield Don op en ze bleven beiden roerloos en zonder geluid liggen. Aldo sprong overeind: - Smeerlappen, ik heb alles gezien! Struikelend over takken en boomwortels rende hij weg.
Aldo schoof de kist de schuur uit. Binnenin piepten de muizen en hun pootjes trippelden snel langs de wanden. Hij trok de kurk uit het tuitje van het blik en goot de petroleum over de kist. Hij opende de klep en sprenkelde de rest over de wriemelende muizenmassa. Ze stoven uiteen en probeerden uit de kist te klimmen, maar voordat ze boven waren, liet hij de klep weer vallen. Zijn handen beefden toen hij een lucifer aanstreek. Twee keer achter elkaar waaide er een uit, toen brak hij er een. Eindelijk bleef de vierde branden. Hij smeet hem op de kist, maar de wind blies hem uit. Nog drie lucifers gooide hij op de kist zonder dat hij vlam wilde vatten. | |
[pagina 12]
| |
Hij haalde een paar kranten uit de schuur en verfrommelde ze tot een losse bal. Daarna stak hij het papier in brand en wierp het snel in de kist. Binnen raasden kleine pootjes langs de wanden en het gepiep ging over in een hoog gekrijs. Even later sloegen de vlammen naar buiten.
amsterdam, okt. '66-maart '67. |
|