VII. De Zeventigers
Terwijl de heersende klasse zich in de zestiger jaren door middel van aan elektroniese wetmatigheden gebonden betekenissen nog meer aan de kontrole van de massa onttrok dan al het geval was deed de burgerlijke literatuur in Nederland hetzelfde aan de hand van volmaakt onherkenbaar taalgebruik of anders aan de hand van alleen vanuit zeer ver doorgevoerde abstrakties mogelijkerwijs nog te pruimen gedreutel over elastiekjes, dirigentenkledij en tafels. Terwijl hele gebieden van de wetenschap in dezelfde tijd tot literatuur verklaard moesten worden was het de voornaamste bedoeling van de burgerlijke literatuur in Nederland om de gekunstelde literaire teksten een wetenschappelijke basis aan te wrijven. Terwijl jongere mensen zich gaandeweg steeds meer van de literatuur gingen afwenden beriep de burgerlijke literatuur in Nederland zich op haar sociale waarde. En terwijl iedereen en alles in de afgelopen tien jaar in angstzweet veranderde bleef de burgerlijke literatuur in Nederland wat zij na Multatuli altijd geweest is, een van de mensen geïsoleerde taaibrij, geproduceerd door ijdele praalhanzen, gelezen door volgzame kinderen en bedoeld om de onsterfelijkheid van de schrijvers onder gelijken te bewijzen.
Wij, de ondertekenaars van dit Manifest, hebben het begin gevormd van een open groep, die vanaf nu De Zeventigers zal heten. Wij willen de lezer terugwinnen door leesbare teksten te schrijven. Ook de dames en heren letterkundigen die nu nog de dienst uitmaken zullen wel onsterfelijk worden. Maar wij en met ons alle aankomende schrijvers in Nederland kunnen daar niet op wachten. Wij zullen hen rechtstreeks aanvallen. Nu, in het begin van de jaren zeventig, willen