De dichter en het afscheid van de jeugd(1958)–Hans Andreus– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] Een huis Ik schrijf een huis op een huis met een dak van rode pannen een schoorsteen die rook blaast twee deuren één voor en één achter een brievenbus een koperen belknop en dan nog overal ramen ik schrijf men komt binnen ik schrijf een gang met een kapstok er zijn overal kamers geraniums tafels karaffen met oliewater een keuken met zoetzuur en kantkoek een oude man die half blind is een oude vrouw die de vloer boent dit is geen sprookje bij god ik wil niemand bedriegen met een weerwolf ik wil nooit uit rook een engel doen opstaan ik schrijf een doodgewoon huis een verstaanbaar huis waar men luistert de oude man die half blind is en de hand aan het rose oor houdt de oude vrouw die de vloer boent en even met boenen ophoudt en door het raam aan de zuidkant schijnt de zon omdat het niet regent en omdat de lucht niet bedekt is moet ik de zon nog beschrijven? weet ieder niet hoe de zon is? [pagina 39] [p. 39] ik schrijf de oren die luisteren rose oren die nog net leven in een licht dat aan sterk water herinnert luisteren naar de d van deze letter die ik thans aantik die van ver aankomt als een vogeltje dat dwars door de duitse herbewapening de prijsstijgingen en de manoeuvres is komen aanvliegen naar het als boven omschreven huis over een afstand van laat ons zeggen een kilometer of vijftig - Gerrit Kouwenaar Hand O.A., U.M. ‘Holland’, Amsterdam Vorige Volgende