| |
| |
| |
Kader Abdolah
De reis van de lege flessen
door Henriëtte Louwerse
Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De reis van de lege flessen verscheen in 1997 als de eerste roman van de auteur Kader Abdolah (1954 te Arak, Iran) bij De Geus. Bij dezelfde uitgever waren in 1993 en 1995 al twee bundels korte verhalen van zijn hand gepubliceerd waarmee hij al behoorlijk naam had gemaakt: voor De adelaars ontving hij in 1994 de debuutprijs het Gouden Ezelsoor en zijn tweede bundel, De meisjes en de partizanen haalde in 1995 de longlist van de AKO Literatuurprijs. Kader Abdolah is het pseudoniem van Hossein Sadjadi Ghaemmaghami Farahani, die in 1985 Iran ontvluchtte en uiteindelijk in 1988 in Nederland terechtkwam.
Abdolah heeft vanaf zijn eerste publicatie sterk in de belangstelling gestaan. Zijn verhaal van verzet en vlucht, zijn worsteling met de Nederlandse taal, zijn vastberadenheid om zijn ambitie om schrijver te worden niet te laten verstoren door zijn ballingschap, spreken tot de verbeelding. Abdolah zoekt ook graag de media op. In interviews benadrukt hij geregeld dat hij het schrijverschap als roeping ziet en hij dicht de schrijver als cultuurdrager een belangrijke rol toe. Tussen 1996 en februari 2011 schreef hij onder de naam Mirza columns voor de Volkskrantwaarin hij zijn observaties op actualiteit vastlegde in een sobere, beeldende stijl. Dit alles heeft ertoe bijgedragen dat Kader Abdolah ook al ten tijde van de publicatie van De reis van de lege flessen op weg was om een bekende Nederlander te worden.
Het boek bestaat 28 genummerde hoofdstukken voorafgegaan door een afbeelding van een klassieke tekst in het Perzisch over twee pagina's. In 2010 verscheen bij De Geus de vijftiende druk van De reis van de lege flessen. In 2006 verscheen de roman in de serie ‘Van twee werelden’, een samenwerking tussen de Volkskrant en uitgeverij Meulenhoff. De roman is vertaald in zes talen: Duits, Spaans, Frans, Italiaans, Bosnisch en Turks.
| |
| |
| |
Inhoud.
De reis van de lege flessen is het verhaal van de balling Bolfazl, een Iraanse vluchteling die in Nederland is beland. Het boek beslaat een periode van zeven jaar. Bolfazl heeft met vrouw en zoon een huis toegewezen gekregen in een oernederlands dorp: een sloot achter het huis, groene weilanden, grazende koeien, een torenspits, hooibergen met zwart plastic, en verderop de rivier. Bolfazl moet wennen aan zijn nieuwe omgeving: aan de kleuren van de natuur, aan het weer, aan de gewoontes van de bewoners, maar vooral aan de taal. Bolfazl kan wel lezen, maar nog weinig Nederlands spreken. Dat laatste maakt hem onzeker, vooral omdat zijn vrouw de taal veel sneller lijkt op te pikken en gemakkelijker contacten legt met de andere vrouwen in de buurt. Bolfazl heeft alleen contact met zijn nieuwe buurman, René, die een uitzondering vormt op de andere buurtbewoners. René staat wel open voor de buitenlanders, terwijl de andere buurtbewoners de nieuwkomers negeren - maar ze vanachter de gordijnen wel scherp in de gaten houden.
Bolfazl ontmoet ook Renés partner, die hij consequent ‘een klein mannetje’ noemt en van wie hij de naam ook niet wenst te onthouden. Hij geeft hem een eigen naam: Moka Moka. De derde bewoner in het huis is een meisje dat Bolfazl zo nu en dan in de tuin ziet. Het blijkt Renés tienerdochter Miranda te zijn en ook al is Bolfazl benieuwd naar haar, hij houdt gepaste afstand. Hij hoort immers bij ‘de mannen’.
Met de komst van Bolfazls moeder breekt er een nieuwe fase aan in de vriendschap tussen Bolfazl en René. René zorgt ervoor dat Bolfazl een extra bed krijgt voor zijn moeder, hij geeft hem extra dekens voor de koude nachten en samen met Bolfazl monteert hij een weerhaantje op zijn schuur dat gericht is op Mekka, zodat Bolfazls moeder ook bij mist weet in welke richting ze moet bidden. Op het moment dat de oude moeder erachter komt dat René homoseksueel is, moet ze echter niets meer van René hebben en beschouwt ze het een straf dat haar zoon naast hem woont. Daarentegen is voor Bolfazl René geen straf, maar een uitkomst. Hij neemt de tijd om met Bolfazl te praten, niet alleen over de taal die Bolfazl zo naarstig onder de knie probeert te krijgen maar ook over Bolfazls verleden, zijn verhalen van thuis. De mannen hebben persoonlijke gesprekken; over de man-vrouwrelaties in Iran, maar ook over de ex-vrouw van René. Toch blijven er altijd vragen over die Bolfazl graag zou willen stellen, maar hij durft vaak niet: ‘een vluchteling is altijd voorzichtig met zijn vragen’.
Het tij keert als Moka Moka en Renés dochter verdwijnen en René tevergeefs werk probeert te vinden. Het enige wat hij
| |
| |
vindt, is een klus voor Bolfazl, die vanaf dat moment drie maanden als knecht werkt bij verschillende boeren in de omgeving. Na die periode blijkt René plotseling verdwenen. Pas in het najaar duikt hij weer op. Hij is verward en ziet er verwaarloosd uit. Omdat zijn sleutel niet in de deur past, slaat hij zijn eigen achterdeur in. De anders zo afwezige buurtbewoners staan plotseling in de tuin en overmeesteren René, die daarop in een politieauto wordt afgevoerd.
Het verdwijnen van René ziet Bolfazl als het symbolisch afgesloten zijn van de buurt: hun huis staat nu geïsoleerd van de rest van de huizen in de rij omdat het lege huis van René, dat ook nog eens deels is dichtgetimmerd, als barrière tussen de nieuwkomers en de andere buurtbewoners staat. Het is echter ook het verdwijnen van René dat Bolfazl verder aanspoort om een succes van zijn leven te maken. Het beeld van René met zijn lege ogen in een psychiatrische inrichting geeft hem angstbeelden van zichzelf als zielige asielzoeker die de kluts kwijt is: ‘René mocht vallen, maar ik niet. Ik moest overeind blijven’.
Toch keert René voor de tweede keer terug en dit keer lijkt het alsof de draad weer kan worden opgepikt. Alleen is René afwezig, is hij anders dan anders. Het contact is niet meer zoals vroeger en het onvermijdelijke dient zich aan: René gaat verhuizen.
Bolfazl vindt een baantje bij een conservenfabriek en past zich zoveel mogelijk aan aan de andere werkende mannen uit de buurt. Hij probeert René weg te drukken, ‘weg met René’, en hij wil vooruitkijken in plaats van terugblikken: ‘weg met mijn verleden’. Alleen valt hem dat niet gemakkelijk. Ondanks zijn voornemen René te vergeten, gaat hij op een nieuwe lentedag - alweer een jaar voorbij - op zoek naar zijn oude buurman. Hij vindt hem in een vervallen wijk, in een slechte, kale woning. De gesprekken die altijd zo natuurlijk verliepen, zijn ongemakkelijk en Bolfazl concludeert: ‘het dossier van René was in mij gesloten’. Bolfazl zoekt René niet meer op.
Nu is het echter Renés beurt om contact te zoeken; zij het postuum. René is voor een trein gesprongen en in zijn jaszak is een ansichtkaart gevonden waarop staat dat hij gecremeerd wil worden in het bijzijn van zijn ex-vrouw Anneke en Bolfazl. Na de crematie van René wil Bolfazl ook graag verhaal halen bij Anneke, maar hij doet het niet: ‘Ik moest immers nog die vreemde woorden temmen’. Een paar weken later zoekt Anneke echter Bolfazl zelf op en Bolfazl begrijpt dat ze gekomen is om het verhaal van René voor hem op een rijtje te zetten en om het verhaal van René af te sluiten. Anneke verhuist naar een andere stad.
| |
| |
Het huis naast Bolfazl wordt opnieuw betrokken. Ditmaal door de treinmachinist Jacobus, die weinig interesse toont in de mensen om zich heen. Liever legt hij met zijn amateurzender contact met naamloze stemmen in de lucht. Zodra de Mexicaanse vrouw van Jacobus arriveert, praat Bolfazl niet meer met Jacobus. Het is deze Mary Rose die Bolfazls gedaantewisseling aan het licht brengt: was hij eerst een timide, op het verleden gerichte ontheemde, nu is hij een zelfverzekerdere migrant die gesterkt door zijn grotere talige uitdrukkingskracht naar de toekomst durft te kijken. Als hij dan ook een ansichtkaart krijgt van de dochter van René, met haar adres en telefoonnummer, interpreteert hij dat als een uitnodiging en zoekt hij eerst Miranda op en vervolgens haar moeder. De suggestie is dat hij seksuele toenadering zoekt tot de dochter. De nieuwe Bolfazl toont initiatief, hij is veranderd van iemand die verhalen vertelt in iemand over wie verhalen worden verteld, kortom hij is iemand die bestaat.
| |
Interpretatie
Bij het openslaan van de roman valt direct op dat de eerste dubbele pagina in beslag wordt genomen door een facsimile van een Perzische tekst. De lezer kan slechts gissen naar de inhoud of zelfs de oorsprong van de tekst: gaat het om een boek, een gedicht, een stuk uit de Koran? De ontoegankelijkheid van de afbeelding versterkt het besef dat we hier te maken hebben met een ‘exotische’ auteur, en bovendien ervaart de lezer - zij het op zeer bescheiden schaal - de uitsluiting die een vreemdeling voelt die plots in een voor hem of haar onbegrijpelijke wereld terecht is gekomen.
De oosterse print staat bovendien in schril contrast met het omslag van de roman: voor iedere editie is gekozen voor een uiterst Hollands tafereel. Op de eerste editie is dit een brede rivier met knotwilgen. Op de pocketuitgave van 2007 staat een eenzame fietser afgebeeld die, omgeven door meeuwen, voorovergebogen over een dijk trapt. Deze oerhollandse plaatjes, gevolgd door de Perzische print vormen de visuele manifestatie van de crux van De reis van de lege flessen: ‘Mijn wereld bestaat uit twee delen. Het ene ligt tussen de bergen in mijn vaderland. Het andere ligt hier in een dorpje langs de IJssel.’ Tussen die twee delen, die zich chronologisch vertalen in het verleden en het heden van Bolfazl, speelt De reis van de lege flessen zich af.
| |
Perspectief
De reis van de lege flessen is een retrospectief ik-verhaal dat ongeveer zeven jaar beslaat. Bolfazl is zowel verteller als prota- | |
| |
gonist en in de roman beschrijft, becommentarieert en analyseert Bolfazl zijn ‘gedaanteverwisseling’: de verandering van een oude, onzekere, door heimwee en eenzaamheid gekwelde balling in een zelfbewustere, nieuwe versie, die heden, verleden en toekomst weet te combineren. De overeenkomsten tussen Bolfazl en Kader Abdolah zelf springen daarbij voortdurend in het oog: ook de auteur is gevlucht vanuit Iran, heeft twee jaar in Turkije gezeten en is uiteindelijk in Nederland beland, in Zwolle aan de IJssel. In interviews en tijdens publieke optredens zet Abdolah zijn worsteling met de Nederlandse taal herhaaldelijk uiteen, een strijd die ook door Bolfazl als pijnlijk, langdurig, maar noodzakelijk wordt ervaren. Net als Bolfazl spreekt Abdolah over zichzelf als getuige, als iemand die de wereld moet observeren en beschrijven, en ook Abdolah, nog meer dan Bolfazl, is erin geslaagd om zich een positie te verwerven in de Nederlandse maatschappij, zelfs binnen de Nederlandse letteren. Abdolah bevestigt zelf de overeenkomsten tussen Bolfazl en zichzelf: ‘ik heb veel van mijn karakter aan Bolfazl gegeven. De eigenschappen van Bolfazl ken ik heel goed.
| |
Opbouw
Het integratieverhaal van Bolfazl vormt de doorlopende lijn in de roman die echter wel voortdurend wordt onderbroken door fragmenten van voor Bolfazls vlucht. Sommige flashbacks zijn episodes uit zijn persoonlijke verleden, andere hebben meer het karakter van familieverhalen of overgeleverde vertellingen. Voor beide geldt dat deze verhalen min of meer een eigen leven leiden; ze dringen zich als het ware op aan Bolfazl. Een gebeurtenis in het heden activeert onherroepelijk een verhaal uit het verleden en Bolfazl kan niet anders dan de indringers toelaten. Bolfazl heeft een dubbele houding ten aanzien van deze verhalen: hij wil ze zowel wegdrukken als angstvallig bewaren. Hij wil vergeten, maar ook vertellen.
| |
Stijl
Deze ogenschijnlijke tegenstelling komt ook regelmatig terug in het taalgebruik van de roman. In een kenmerkende sobere taal wars van ingewikkelde constructies, zet Bolfazl tegenstrijdige zinnen naast elkaar om zo de betekenis die tussen de zinnen ligt, vast te prikken. ‘René was terug. René was niet terug’, is bijvoorbeeld een manier om over te brengen dat de buurman fysiek terug is, maar dat het contact tussen de mannen is veranderd. De vaak zeer korte zinnen geven de indruk zowel met zorg als met moeite te zijn geconstrueerd. De lezer ervaart daardoor hoe moeizaam en beperkt de talige wereld is waarin Bolfazl terecht is gekomen en hoe hevig de innerlijke strijd om aandacht tussen heden en verleden is. Zo ondersteunen de vorm en de stijl de kern van de roman: Bolfazl kan al- | |
| |
leen een nieuw bestaan opbouwen, wanneer hij grip krijgt op zijn nieuwe taal en op zijn oude verhalen.
| |
Thematiek
Het verhaal van Bolfazl mag dan in eerste instantie een versie van het verhaal van Abdolah zelf lijken, toch is De reis van de lege flessen veel meer dan het particuliere verhaal van Bolfazl, of zelfs Abdolah. De roman schetst het universele verhaal van ontheemd zijn: het verhaal van de vlucht, van het belanden in een vreemde omgeving en de spanning die ontstaat tussen verleden en heden, tussen herinneren en vooruitkijken. Voor de ontheemde Bolfazl vormen verhalen - het herinneren, het vertellen, en het scheppen van verhalen - de essentie van het ontheemd zijn. Zijn oude en nieuwe levensverhalen moeten versmelten voordat er een nieuw hoofdstuk kan worden toegevoegd. Abdolah gebruikt verhalen echter niet alleen als graadmeter voor de geestestoestand van de ontheemde maar ook om zijn roman te structureren. Het verhaal is daarbij niet iets wat uiteindelijk verzonnen is, of de waarheid slechts weergeeft; het verhaal is de scheppende, drijvende kracht die de waarheid vormt, the real thing.
In onze kennis over onszelf en over de wereld kunnen we niet zonder verhalen. Niet alleen is het historische, sociale en culturele verhaal belangrijk voor de identiteit van het individu of een natie, verhalen zijn eveneens onmisbaar voor het vergaren en verwerken van kennis: om te kunnen interpreteren wat er om ons heen gebeurt, vallen we terug op de bekende verhalen. Voor Bolfazl bijvoorbeeld activeren gebeurtenissen en observaties in zijn nieuwe omgeving voortdurend verhalen uit zijn verleden. Door zijn ballingschap is hij van zijn verleden afgesneden, is het belang van verhalen alleen maar toegenomen. Als man zonder context karakteriseert hij zichzelf zelfs als ‘een vreemdeling die alleen maar verhalen in zijn hoofd had’.
Bolfazl is dan ook voortdurend bang dat hij dingen vergeet en daarmee een deel van zichzelf zal kwijtraken: ‘Wie zou ik kunnen zijn zonder die herinneringen van mijn geboorteland?’ Tegelijkertijd ziet Bolfazl ook wel dat hij een deel van zijn verleden moet opgeven om zich te kunnen engageren met het heden. Niet voor niets citeert hij uit een gedicht van Rutger Kopland:
Hier de mensen dus verlaten,
het huis, de tafel, het papier.
Geen terugkeer. Dit uitzicht.
Bolfazl beseft dat hij moet loslaten, namelijk ‘het huis, de tafel, het papier’ van zijn verleden. Terugkeer behoort niet tot de mogelijkheden; hij moet het doen met ‘dit uitzicht’, de toe- | |
| |
komst in zijn nieuwe vaderland. Om zijn verhaal vlot te trekken, moet hij zijn verleden afstoten maar daar zit de moeilijkheid: wat hij moet loslaten is immers zijn enige houvast, de verhalen uit zijn verleden, zijn leven van voor de vlucht, van voor de breuklijn.
In zijn houding ten aanzien van zijn vlucht is Bolfazl ambivalent. Aan de ene kant ziet hij de vlucht als een permanente, onveranderlijk conditie. Aan de vlucht kun je niet ontsnappen: vluchten betekent veroordeeld zijn tot altijd terugkeren. De ‘wet van de vlucht’ is volgens Bolfazl: ‘Je vliegt weg, je vliegt hoog maar je valt weer op de plek waar je opgestegen bent.’ De vlucht lijkt op het eerste gezicht de ultieme beweging, de grote verandering, maar uiteindelijk leidt ze juist tot stilstand. Aan deze vlucht refereert Bolfazl als hij zich balling noemt, of getuige van de vlucht, gekluisterd aan het verleden, gedoemd tot een bestaan aan de zijlijn. Aan de andere kant is de vlucht voor Bolfazl wel degelijk een beweging, waarin verandering kansen en vrijheid biedt: ‘Wie thuisblijft, ziet altijd dat dezelfde oude kraai in zijn boom komt te zitten, maar wie vlucht krijgt een groot passagiersvliegtuig in zicht’. In De reis van de lege flessen wordt deze tegenstrijdigheid, dit dubbele gevoel, niet opgelost, maar er ontstaat wel een nieuw verhaal op het moment dat Bolfazl het passieve registreren van de bange balling durft te vervangen door het actieve creëren van iemand die vooruitkijkt. Dan ontstaat er een verhaal waarin de grens tussen verleden en heden niet meer scherp te trekken valt.
| |
Personages
De rol van schepper neemt Bolfazl voor de eerste keer op zich wanneer de verhaallijn wordt onderbroken door een op het eerste gezicht vreemd intermezzo: Bolfazl wordt door de politie opgehaald om het lijk van een landgenoot te identificeren die voor een trein is gesprongen. Het slachtoffer had een briefje in zijn zak met het adres van Bolfazl. De parallel met het verhaal van René is opvallend, maar het gaat hier niet om de buurman zelf maar om een lotgenoot. Voor Bolfazl is dit een teken dat het zijn opdracht is om mee te gaan met de politie en het slachtoffer te identificeren. Het gezicht van de man is onherkenbaar, maar Bolfazl verklaart dat hij hem kent en herkent.
Wat hij herkent is een man met herinneringen, met een verleden, en door hem te herkennen geeft Bolfazl hem een verhaal, een bestaan: ‘Als ik hem niet herkende, wie zou hem dan moeten herkennen?’ Om dezelfde reden ontvangt Bolfazl ook de moeder van de overleden jongen en opnieuw ‘herkent’ hij de situatie; de vrouw is op zoek naar een verhaal, namelijk het verhaal dat haar zoon wellicht niet dood is, dat het paspoort
| |
| |
vals was, dat hij terug kan komen. Bolfazl gaat in op haar onuitgesproken uitnodiging: ‘Een lijk past niet in haar koffer. Maar een verhaal wel. Dat was wat ze van mij wilde horen’. Bolfazl is niet langer slechts een getuige, hij heeft een actieve rol in het scheppen van het verhaal, en daarmee accepteert hij zijn nieuwe opdracht: ‘Ik kon mijn taak, mijn verplichting, hoe zeg je dat, mijn opdracht niet ontlopen. Ik moest gewoon mee’.
Tegenover de nieuwe rol van Bolfazl staat echter de ondergang van René. René fungeert als tegenwicht: doordat René hoe langer hoe dieper in een depressie zinkt, komt Bolfazls drang om te slagen naar boven. Er is bijna sprake is van stuivertje wisselen. René begint als de man die thuis is, die grip op de zaak heeft en Bolfazl helpt met de taal en zo een ingang biedt in de nieuwe cultuur. Alleen wordt zijn rol hoe langer hoe kleiner. Bolfazl stelt hem nog wel vragen, maar meer om René een plezier te doen dan dat hij hem echt nodig heeft. Tegelijkertijd gaat René langzamerhand een rol spelen in de verhalen van Bolfazls verleden, hij verschuift uit de realiteit van het heden naar de verhalen van het verleden, van een mens van vlees en bloed naar een personage in een mythisch verhaal. Zo beschrijft Bolfazl de eerste terugkeer van een verwarde René die zijn huis wil binnengaan:
Grijs, René kwam grijs terug. Zijn haar was lang geworden. Zijn baard van gegroeid. [...] René kon niet meer terugkomen. Het was iemand anders. Geen Nederlander. Wel iemand van mijn huis. Een grijze man die bij ons hoorde. Een personage uit een verhaal dat ik in mijn hoofd had. Een personage uit een oude Perzische mythe. Nee, het was René niet, maar de Djaal.
René is geworden tot een personage in een Perzische mythe, Djaal, een verstoten koningszoon die bij terugkeer naar het ouderlijk paleis de deur niet open kan krijgen. René heeft de rol van banneling, van verstoteling op zich genomen, en zijn lot is niet meer te keren. Bolfazl registreert zijn val: ‘Ik ging om alles te zien. Het proces te volgen. Om erachter te komen hoe het zou kunnen verlopen als je verbannen bent’. Van balling is Bolfazl hier geworden tot iemand die het lot van een balling registreert. Ballingschap is niet langer zijn lot maar het lot van zijn buurman.
Vanaf dat moment beginnen het verhaal van Bolfazls verleden en zijn heden sterker door elkaar te lopen. Niet meer de tegenstelling van de werelden trekt de aandacht, maar de overeenkomst. Het verhaal van het verleden zit niet langer opgesloten iri geïsoleerde herinneringen, maar vloeit meer en meer sa- | |
| |
men met de nieuwe indrukken. Als Bolfazl met Mary Rose de oude moeder van Jacobus bezoekt, herkent hij in het huisje van de oude vrouw onder aan de dijk allerlei elementen uit zijn jeugd. Hij herkent de stem van de vrouw, er ligt een Perzisch tapijt op tafel en als hij naar boven loopt en een deur van een van de kamers openduwt, bevindt hij zich in de studeerkamer van zijn grootvader: ‘ik rook de sigaar. Zachtjes opende ik de deur en stak mijn hoofd naar binnen: een bruine schrijftafel, een boekenkast, oud papier, een wandelstok, een klerenkast, een stoel, een lege plek en een raam’. De twee werelden vallen samen en de familietraditie die in de hele roman is gesymboliseerd door de hoed en de wandelstok bevindt zich in een studeerkamer met een lege stoel, een schrijftafel, oud papier, en een raam. Niet toevallig duiken juist hier de attributen uit het eerder geciteerde gedicht van Kopland weer op. De stoel staat uitnodigend klaar, het venster biedt uitzicht op de IJssel en de boodschap is duidelijk: schrijf een nieuw verhaal op het oude.
Bolfazl maakt de paradoxale beweging van ontworteld zijn, en dus veroordeeld tot een verstild verleden, naar een geworteld zijn en daarmee vrij om een nieuwe geschiedenis te schrijven. De titel van de roman verbeeldt dezelfde beweging. De lege flessen refereren aan de verzameling van Bolfazls grootvader. In een oude rotskelder ligt de flessenverzameling van de mannen van de familie als het fysieke bewijs van een rijke geschiedenis. Iedere fles is gelabeld met de datum en met een korte beschrijving van met wie en ter gelegenheid waarvan de fles opgedronken is. De flessen vertellen ‘over de daden en de geheimen van de mannen van dit huis die er niet meer zijn’. Na de dood van de grootvader gooit zijn jaloerse vrouw de flessen - waarvan er velen zijn gedronken in het gezelschap van vermoedelijke minnaressen - in de rivier. Het water voert de flessen weg. Het symbool van het reizende verhaal, dat als een fles in het water overal kan opduiken, vormt één aspect van dit beeld. De radicale actie van de grootmoeder, die het gekoesterde verleden van de mannen met één beweging wil uitwissen, ligt er ook in opgesloten. Door het verleden los te laten, wordt de weg vrijgemaakt voor nieuwe verhalen.
| |
Context
De reis van de lege flessen verscheen op het moment dat er in Nederland een grote belangstelling bestond voor multiculturele literatuur, voor het werk van schrijvers die dsoor hun ouders of door hun eigen verhuizing of vlucht toegang hadden tot verschillende culturen. Er was sprake van multicultureel
| |
| |
optimisme: nieuwkomers werden voornamelijk gezien als verrijking en nog niet als bedreiging, en de transnationale auteurs werden met enthousiasme onthaald en welwillend bejegend. Deze auteurs zouden de Nederlandse literatuur immers kunnen bevrijden van de ‘spruitjeslucht’, de metafoor voor het laaglandse kleindenken. Bovendien kon de auteur optreden als informant, als authentieke bron die niet alleen inzicht kan bieden in een vreemde cultuur, maar ook een unieke visie kan geven op de Nederlandse cultuur en samenleving.
Stilistisch gezien boden de nieuwe auteurs vernieuwing doordat ze geacht werden elementen van hun ‘eigen’ taal en cultuur in hun werk uit te drukken: een eigen taalgebruik gevoed door de kennis van andere talen maar ook een andere manier van vertellen. Teksteigenschappen werden bijna zonder uitzondering in verband gebracht met de afkomst van de auteur. Multiculturele auteurs zijn in deze periode (en vaak nog steeds) meer dan ‘alleen’ schrijver: er kleeft aan hun werk de verwachting van een bredere maatschappelijke betekenis.
Niet alle auteurs waren even gediend van de hun toegekende rol en de lezing die hun werk ten deel viel. Kader Abdolah heeft de rol van culturele bemiddelaar echter vanaf het begin met verve opgepakt: ‘Ik wil het voetspoor van de vreemdeling in de taal van de Nederlandse literatuur achterlaten’, zegt hij in een interview in 1997. Met name in zijn meest recente werk positioneert hij zich graag als culturele vertaler of zelfs, in navolging van de profeet, als boodschapper. Ten tijde van De reis van de lege flessen was Abdolah nog wat terughoudender. Hij positioneerde zich vooral als boodschapper van het migratieverhaal, als balling getekend door ‘eeuwig heimwee’. De roman is vergeleken bij de latere romans dan ook een minder zelfverzekerd werk van een minder openlijk zelfovertuigde auteur.
| |
Waarderingsgeschiedenis
Kader Abdolahs intrede in de Nederlandse literatuur is vanaf het begin als een doorbraak gezien: hij was de eerste ‘buitenstaander’ die zijn verhalen heel bewust in het Nederlands optekende, ook al was zijn beheersing van de taal beperkt. Zijn opvallende stijl met korte zinnen en herhalingen gaf de pijn over zijn vlucht en het verlangen naar het land van herkomst een extra lading. De reis van de lege flessen wordt vooral gezien als verlengstuk van de eerdere verhalenbundels waarin ook de vlucht, de pijn, de weemoed en het verlangen centraal staan. Ook de verweving van heden en verleden, van nieuwe indrukken en oude verhalen herkent men van de eerdere bundels.
| |
| |
Opnieuw trekt de taal veel aandacht. De sobere, spaarzame taal van de roman wordt vooral gelezen als de neerslag van de talige beperkingen van hoofdpersoon Bolfazl en een uitdrukking van zijn leerproces. Niet iedereen vindt de beknopte stijl echter geslaagd: de korte zinnen zijn voor sommigen ‘geladen’ en geven de tekst een ‘mythische dimensie’, maar bij anderen wekt de staccato taal vooral irritatie: de zinnen zijn ‘gewild kort en onbeholpen’.
Naast de taal komt ook de vertelconstructie vaak ter sprake. De verknoping van de oude en nieuwe verhalen weerspiegelt voor veel critici de wereld van Bolfazl: fluctuerend tussen nieuwe omgeving en oude tradities en herinneringen. Daarbij worden de omstandigheden en de achtergrond van Abdolah zelf regelmatig aangehaald om de teksteigenschappen te verklaren. Zo herkent men de oude Perzische literaire traditie in De reis van de lege flessen in ‘de lyrische beelden en de mystieke sfeer’, maar ook in de constructie van de roman waarbij de chronologie ondergeschikt is aan het ‘innerlijke verhaal en de symboliek’. Annemiek Neefjes vindt het meer ‘een roman in wording’ en een teken dat Abdolah het korte verhaal wel beheerst maar de romanvorm nog niet.
Algemeen is de waardering voor de figuur van Bolfazl, die de ontoegankelijke en onbegrijpelijke wereld om hem heen met onbevoordeelde verbazing registreert. Hij ziet bijna alleen maar verschillen tussen zijn oude en zijn nieuwe omgeving, maar dit leidt niet tot verbittering of cynisme. Integendeel, Bolfazl blijft zoeken naar overeenkomsten, naar verbanden, naar mogelijkheden, en als die niet voor de hand liggen verzint hij ze zelf wel. In het prijzen van het romanpersonage Bolfazl, klinkt het ontzag door voor Abdolah zelf, ook al wordt de directe biografische link vaker gesuggereerd dan expliciet verwoord.
Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van:
Kader Abdolah, De reis van de lege flessen, dertiende druk, Breda 2007.
| |
| |
| |
Secundaire literatuur
Rob van Erkelens, Land van jenever en slecht weer. In: De Groene Amsterdammer, 5-3-1997. |
Frank Kools, De pruim viel als een traan in moeders handpalm. In: Trouw, 14-3-1997. |
Annemiek Neefjes, Een niemand in het heden. In: Vrij Nederland, 15-3-1997. |
Janet Luis, Twee werelden moeiteloos in elkaar geschoven. In: NRC Handelsblad, 21-3-1997. |
Yra van Dijk, Alle hoeken van de vlucht. In: de Volkskrant, 7-4-1997. |
Piet de Moor, Lege flessen. In: Knack, 30-4-1997. |
Ries Agterberg, Heimwee naar een land dat niet meer bestaat. In: R. Buikema en M. Meijer (red.), Kunsten in beweging 1980-2000, Den Haag 2004, p. 289-303. |
Michiel van Kempen, De Nederlandse taal als onderdrukker en bevrijder. In: R. Buikema en M. Meijer (red.), Kunsten in beweging 1980-2000, Den Haag 2004, p. 19-35. |
Erwin Mortier, Rouwen om het verlies van ongeveer alles. In: de Volkskrant, 20-10-2006. |
Ton Brouwers, Kader Abdolah. In: Kritisch Literatuur Lexicon, aanvulling 107, november 2007. |
lexicon van literaire werken 92
november 2011
|
|