Dese verzen staen boven der Wesen Offer-kiste inde groote Kerke in een opgerecht berd met goude letteren aengeteykend.
Ey! wilt ons Weeskens toch uyt liefd een aelmoes schenken,
En met een milde gaef om Godes wil gedenken,
Ontfermt u over ons, die van ons troost, en hoofd,
Die van ons ouders sijn in onse jeugd beroofd:
Dat gy den armen doet, dat sult gy God betonen,
Dat gy den armen doet, dal sal u God belonen,
Dat gy den armen doet, dat doet gy Godes soon,
Wy sijn aen sijne plaetz, en hy is weer uw loon.
Gedenkt, wy varen heen, wy moeten't al verlaten.
Wat sal ons dan het goed, ja al de wereld baten?
Alleen het geen gy geeft, dat blijft u als gy sterft,
Dat blijft u by den Heer, als gy den Hemel erft.
Het oog om hoog.
[pagina 397]
[p. 397]
Daer sijn ook noch Wees-meesters, die toesicht hebben op de nagelate goederen van andere Wesen buyten dit Gods-huys, in de Wees-kamer, op het Raedhuys.