Beschryvinge ende lof der stad Haerlem in Holland
(1628)–Samuel Ampzing– Auteursrechtvrij
[pagina 138]
| |
Ga naar margenoot+Tetroden, 'kmeyn dij me: hoe kan men dij vergeten?
Hoe kan men dij geen dank voor dijne diensten weten?
O trou-volstandig man! die meer geoeffend sijt
Den tijd dijns wandelings als iemand inden strijd.
Ga naar margenoot+De roem van Crucius sij ook alhier beleden:
Ik denk noch aen sijn stem, en liefelijke reden,
En ongeveynsd gemoed. Hoe trou voor Godes Kerk!
Hoe trou voor't Vaderland! nu kroond de Heer sijn werk.
Ook moet ik hier van hem niet laten uyt te meten,
Dat hy op't Synodus te Dordrecht heeft geseten,
Wanneer Arminius vergift daer is beproefd,
Waer door hy Godes Kerk en 'tLand so heeft bedroefd.
Hy heeft ons nu en dan uyt and're vreemde spraken
Een boek van grooten nut, van goddelijke saken,
In onse tael gebragt, en gaf met vlijt, en trou,
Het gene dat hy wist dat ons wel dienen sou.
Iohannes Crucius, van Rijszel. Heeft de Boetvaerdigheyd des Levens van Ian Taffin overgeset uyt Fransch in Duytsch. Het Ampt der Kerken-dienaeren &c. door Antonius VValaeus uyt Duytsch in't Frasch. Koninklijke weg, uyt Latijn in Fransch. Onpartijdigen Rechter beyde in Duytsch, ende Fransch. Begin, ende Voordgang der Kerkelijke beroerten in Holland door Frederick de Vrij, uyt Duytsch in't Fransch. Sterf den 7. Feb. 1625. |
|