Beschryvinge ende lof der stad Haerlem in Holland
(1628)–Samuel Ampzing– AuteursrechtvrijVerzen op de Afbeeldinge van Daniel de Souter.
O kind'ren, dit is't beeld van Souter uwen vader,
So hy den ouderdom vast komt alleenskens nader.
Dus leert gy binnens-huys, ô Souter, al dijn volk:
Dus leert gy Godes kerk op stoel als Godes tolk.
Aenvanklijk Predikant aen d'Hillegomsche sanden:
Daer na tien jaeren lang, aen d'yzels groene stranden:
| |
[pagina 135]
| |
Te Kampen binnen stad: nu word des Heren schaer
Door dijnen dienst gehoed te Haerlem menig jaer.
Swaer-donderend van stem, en magtig-kloek in't schrijven,
Vanl loffelijken naem, die eeuwig-lang sal blijven.
Ga met dijn schriften voord, en roem dij vrij daer in!
En leef tot nut en heyl van al dijn huysgesin.
Ik roem ô Geesteraen dijn vol en deftig spreken,Ga naar margenoot+
En meer dijn kloek verstand, en klaer diep-sinnig preken:
Voorwaer! men hoord dij niet so seer een Predikant,
Als wel een Professoor, en school-Theologant.
Dit heeft alhier van ouds door menig merklijk teken
Gedurig en genoeg aen dij in school gebleken:
En hebt te Leyden dat wel meest geopenbaerd,
Dewijl gy Ga naar margenoot*Meester sijt der konsten daer verklaerd.
Wanneer het Synodus van onse Noordsche Steden
Alhier gehouden werd ses jaeren nu geleden,
So gafmen dij 'tbewind, so gafmen dij 'tbeleyd,
So gafmen dij 'tbestuer, om dijne dapperheyd.
Wie sag oyt op den stoel so aengenaeme seden,Ga naar margenoot+
Bevallig aengesicht, en liefelijke reden?
Wie stroomd so luchtig heen, wie vloeijd so sacht en soet,
Als onse Swalmius met sijne tonge doet?
Hoe deftig sijn sijn reen, hoe grondig me bevonden!
Hoe hangt en kleefd het al! hoe ist te saem gebonden
Hoe seyd hy wat hy wil, dat alles klemd, en sluyt!
En druckt so rijk en klaer sijns herten meyning uyt!
Als hier het Synodus weer binnen onse mueren
(Op dat de goede stand der kerke mogte duren)
Ga naar margenoot*Nu laetst vergaderd was, so is 'tbeleyd daer van
In dijne hand gedaen, o alderwaerdste man!
En doe Sabina was te Delf den dood gestorven,
So heeft sy eer van dij en gy van haer verworven,
Door dijn geleerd Sermoen, en treflijk Lijk-vermaen,
Als sy in Beijerland ter aerden is gedaen.
Henricus Swalmius. Batavus. Heeft uytgegeven Christelijke Verklaringe over de woorden des H. Apostels Pauli 2. Cor. 5. 1. in forme van eene Lijk-predikatie over 'tafsterven ende begraven van de doorluchtige ende hooggeborene Vrouwe, Vrouwe Sabina van Egmond, geborene Prinzesze van Gavren, Gravinne van Egmond, &c. Te Rotterdam 1615. | |
[pagina 136]
| |
De yver tot den Heer, en tot het huys des Heren
Ga naar margenoot+Doet sich in Campius seer kragtig op in't leren:
Ook word van sijnen mond op stoel niets voordgebragt,
Of 'tis wel doorgewrocht, en heylsaem diep bedacht,
Ga naar margenoot+Iosephus word met recht om sijnen aerd gepresen,
En vrundelijk gelaet, en vrij en stemmig wesen,
Om sijn bedaerden stijl, en om sijn goed beleyd,
En redens overvloed, en trouwe vlijtigheyd.
Ga naar margenoot+De Seins ook, hier gesteld de Fransche Kerk te stichten,
Wat gaven heeft hy niet Gods volk te onderrichten?
Wat gaven van den Geest? de gaven sijn veel meer
Dan sijne jaeren sijn, de gaven vanden Heer.
Ga naar margenoot+Maer sal ik ook alhier mijn eygen name spellen,
En onder het getal van mijne broeders tellen?
'Tis waer, ik sta hier me, de minste onder hen,
Gods knecht in sijnen oogst, dat ik niet waerdig ben.
Edidi Tractatus Patris adversus Anabaptistas, ex Belgico Sermone libero stylo in Latinum conversos, nonnihil locupletiores. Lugd. Bat. 1619. Rijm-Katechismus. Ibid. 1624. Christen-Hoog-tijden. Ibid. 1625. Tegenwoordige Beschrijvinge ende Lof der Stad Haerlem. te Haerlem 1628. Nonnulla sequentur, si Dominus dederit.
Ga naar margenoot+Dus sietmen dan by ons het Huys des Heren bloeijen,
Dus sietmen Godes volk hier waszen ende groeijen,
In kennis, en in deugd, getal, en overvloed,
Wat weer de duyvel ook door swaerd en leugen doet.
O Christus, Heer des Oogst, laet voords de rijke stroomen
Van dijnen Heyl'gen Geest op dijne knechten komen,
En segent hunnen dienst, en laet dijn lieve werk
Gelucken tot dijn eer en nut van dijne Kerk!
Maer rust gy van uw sweet, en van uw woelig draven,
En van uw sueren last, en al uw pijnlijk slaven
Getrouwe Kampioens, die nu uw kroon erlangt,
En uwen grooten loon van uwen God ontfangt.
Ga naar margenoot+O Bogaert! 'kspreek met dij, so moet ik met dij spreken:
Also dijn deugden mij noch diep in't herte steken:
Also des Heren volk dijn arbeyd niet vergeet,
Dien gy in trouwen vlijt aen haer hier hebt besteed.
En seker! heeftmen oyt het heylig woord des Heren
So deftig, kort, en klaer van iemand horen leren,
| |
[pagina 137]
| |
Als gy veel jaeren hier te Haerlem hebt gedaen?
Dijns naems gedachtenis en kan hier niet vergaen.
Gy hebt by dijnen tijd met schrijven, ende preken,
Met penne, ende mond, de valsche Paepsche streken,
Hun leugen, en vergift, met groote dapperheyd,
Als ook dijn boek noch tuygd, wel grondig wederleyd.
En als Arminius de kerke ging beroeren,
En als Arminius de luyden ging vervoeren,
So sijt gy inden Haeg van wegen dese saek
Met sommigen gebruykt in eene tsamenspraek.
Laet dan Arminius van dijne kloekheyd spreken,
Laet Godes volk alhier daer aen het segel steken,
Dijn schriften doen dat ook seer overvloedig kond,
So scheyde ik-er af, en sluyte mijnen mond.
Iohannes Bogaert, van 'sGravenhage. Heeft in't licht gegeven Schriftuerlijke Fondamenten tegens de sonderlingste Argumenten, daer door de Pauselijke Leraers ende Jesuwijten (onder den tytel der oude Apostolijke lere) verscheyde dwalingen ende verkeerde opinien der Pauselijker Kerke pogen te verdedigen. Haerl. 1603. |
|