Beschryvinge ende lof der stad Haerlem in Holland
(1628)–Samuel Ampzing– AuteursrechtvrijVerzen op de Afbeeldinge van Kornelis Schonen.
Schonaeus wesen is aldus,
Der Christenen Terentius
By onsen tijd te recht geseyd.
Om dat hy met een aerdigheyd
Terentius heeft uytgebeeld
In heyl'ge spelen die hy speeld,
Die yder met een vroom gemoed
En heylig herte lesen moet.
Ga naar margenoot+Wat toef ik ook gewag van Schrevel hier te maken?
Sou ik mijn Meester dan noch langer hier versaken,
En sijnen trouwen dienst, en vlijt, dien hy ontrent
Sijn toevertroude jeugd altijd heeft aengewend?
Voorwaer! geleerde man, men moet dij billijk eren,
So over dijn vernuft, als over 'tkinder leren.
Wie was dij oyt gelijk om wetenschap en deugd
So streng en so beleefd te planten inde jeugd?
De kloekheyd dijner pen is ook door menig teken
En tuyge dijns verstands gansch over-klaer gebleken:
| |
[pagina 123]
| |
En Damiaets-triumph, in verzen ingevat,
Getuygd dijn trouwe sucht tot onse Vader-stad.
Ga voord, ga dapper voord door dijne groote werken
Van dijn geslepen geest dijn naem en roem te sterken,
En breng vast meer en meer dijn vruchten aen den dag,
Waer door dijn dapperheyd en kloekheyd blijken mag.
Theodorus Schrevelius, Harl. Vir omnis humanioris scientiae peritissimus, morumque artiumque ingenuarum in juventutem propagator acerrimus: Scholae quondam Harlemensis, nunc Leidensis Trivialis Rector. Lusit heroico carmine Trophaeum Pelusiacum Harlemensium. Harl. 1598. Et alia sparsim Poemata. Ediditque Syntaxin contractam Graecam. Lugd. Bat. 1608. De Patientiâ Lib. iv. Lugd. Bat. 1623. Palaemonem, sive Diatribas Scholasticas, & Zodiacum, sivè de Corona anni. Ibid. 1626. |
|