Beschryvinge ende lof der stad Haerlem in Holland
(1628)–Samuel Ampzing– Auteursrechtvrij
[pagina 83]
| |
in Kinnematiâ medio fermè itinere inter Harlemum & Almeriam extrà regiam viam seclusus tumulus in agris editior, ab aratri profanoquè usu hactenus liber, quem Principis inaugurationi consecratum olim fama posteris nobis per manus tradidit. In dese eeuwe word noch een verheven Heuvel in Kermerland halfwegen tuschen Haerlem en Alkmaer ter sijden van den Heren-weg in't veld gewesen, tot noch toe vrij van den ploeg, ende ander gemeyn gebruyk, de welke eertijds geheyligd is geweest tot de inhullinge van den Prinze, gelijk ons nakomelingen dat also van hand te hand overgegeven is.
Id. Ibid. Cap. 14. Illud verò memoratu dignum est, non procul Heemskercka, tumulum acclivem visi, in omnes aequaliter partes editiorem, in ipso fermè soli Caninefatum meditullio situm, in quo retrò-actis saeculis soliti sunt Hollandiae Comites, ut Kinheimariae Domini, in frequentiae solenni popularium & nobilitatis conventu inaugurari ditioni illi, ac mutuo sacramento imbui cùm Principem, tùm nobiles cum vulgo. Dit is verhalens waerdig, datter niet wijd van Heemskerk een scheuyns-opgaende Heuvel gesien word, over al even hoog, ontrent in het midden van Kermerland gelegen, alwaer in voorgaende eeuwen de Graven van Holland gewoon sijn geweest, als Heren van Kermerland, over dat gebied gehuld te worden, in eene groote ende statelijke by eenkomste van de edelen, ende de gemeynte, ende door onderlingen eed verplicht te worden, so wel de Prinze, als de edelen met het volk. En lust dij hooger aen te sien de oude gronden
Van 'tHuys te Kastrichom, so jammerlijk geschonden,Ga naar margenoot+
Na Kronenburg genaemd, so segt in dijn gemoed,
Niet iszer dat de tijd niet met der tijd verdoet.
So kont gy wederom niet min ter and're sijden
En na het Suyden uyt ten vollen dij verblijden,
Lust dij den Sijl-weg langs door 'tpeul-rijk Overveen,Ga naar margenoot+
En Tetroos wijd gewest dij wat te gaen vertreen.
En sien daer by de Vaert, hoe wonderlijk de landen
Daer groeijen uyt de spa, daer waszen uyt de sanden,
Hoe alderleije saed, op meen'gen schoonen kamp
Van sulk gewonnen land wel tierd by 'tHuys van Ramp.Ga naar margenoot+
Dit is een kloeke vond, om lichtlijk land te maken,
En daer beneffens ook aen geld noch toe te raken,
Van onse Gasthuys-vaers hier aldereerst bedacht,
Waer door dit armen-huys groot goed is toegebragt.
Holl. Kron. van Gouthoeven pag 565. Also Holland in veele plaetzen door turf-graven ende steken als mede door af-spoelen der binnen- | |
[pagina 84]
| |
meeren, ende door inbreek van water-vloeden, als ook door 'tstuyven van't sand uyt de see gesmeten, nu tzedert meer dan 100. jaeren herwaerts seer verminderd was van mergentalen, so is ontrent dese tijd een nieuwe vond gevonden, om weder ander vruchtbaer landen te maken: onder ander is geweest een oud Hoveling, volgende het Hof vanden Hertoge Philips van Oostenrijk, desen willende in sijn oude dagen leven sonder gebreck ende in ruste, is overkomen met de Gasthuys-meesters van Haerlem, dat hy de middel wist om het Gasthuys 'sjaers duysend gulden rijker te maken, mits dat sy tot dankbaerheyd vast souden staen hem sijn leven lang te besorgen een eerlijk onderhoud: ende treckende te hove, heeft hy voor't Gasthuys voorsch. verkregen tot een geschenk alle de duynen liggende tuschen het Haerlemsche bosch ende 'tgerechte: ende wederkomende heeft dit de Gasthuys-meesters aengediend, ende vertoond dat nu maer nodig was alle het sand weg te voeren, ende 'tselve die van Aemsteldam te verkopen voor ballast, ende aldus wierden daer seer goede weyden gemaekt. 'Tselve is naderhand met groot profijt in Rijnland mede gedaen. etc. |
|