Beschryvinge ende lof der stad Haerlem in Holland
(1628)–Samuel Ampzing– Auteursrechtvrij
[pagina 29]
| |
Seker Octroij ofte Vrij-brief van Philips ii. de xxxii. Grave van Holl. in Madril gegeven den xxviii. Maert des Jaers Miɔii. handelende van het afquijten ofte loszen der renten staende op de huysen ende erven binnen Haerlem, inde Secretarije onser Stad berustende, maekt gewag van tvvee Bepalingen, waer na de renten meerder ofte minder geschat worden, van wegen de beter ofte slechter gelegenheyd vande huysen, ende erven. Alwaer de eerste bepalinge gerekend word vande Kraen ende so voord de selve sijde alomme streckende langs de Oude Graft so voord rondom komende weder van Bakenesze tot aen de Kraen. Derhalven de tvvede Bepalinge sich voorder streckte tot aende mueren vande Stad.
Had. Iun. Bat. Cap. iii. Ditionem autem illorum (Caninefatum scilicet) fines terminasse videtur rivus (Becam nominant) qui civitatis moenia quondam alluebat, nunc mediam urbem in fori aedisquè primariae viciniaGa naar margenoot+ secans, Sparnum amnem intrat. Een rivier schijnt het gebied der Kermers bepaeld te hebben (sy noemense de Beek) de welke eertijds aen de mueren vande Stad spoelde, nu snijdze de Stad by de Markt ende Kerk midden deur, ende vloeijd in het Sparen. Vermeerder noch (mijn Stad) en breek uyt dijne mueren,
En treck dijn wallen wijd meer als dijn nagebueren,
Klim op, klim hooger op: en als de nieuwe maen,
Laet daeglijkx meer en meer dijn eer veel hooger gaen.
So wil dan God de Heer met allen swaeren regen
En vollen overvloed van sijnen rijken segen
Voords comen over dij! gelijk men dit vast siet
Dat dij des Heren gunst met allen heyl begiet.
En wie had oyt (mijn Stad) wie had dit konnen dromen,
Wie had dit oyt gedacht, dat sy so op soud komenGa naar margenoot+
Na sulk verwoest gestalt (niet eens!) door vuer, en swaerd?
Ey bloeijt nu voords van God voor sulk verderf bewaerd
O wel-geboude Stad en vol aen aen alle sijden!
Gy die dus klaer getuygt de beterschap der tijden,
En desen handel Gods, dat hy na swart tempeest
En menigvuldig slag sijn kind'ren weer geneest.
|
|