Stichtinge der Stad Haerlem, van het Geslacht van Haerlem.
Had. Iun. Bat. Cap. xvii. Inde Beschrijvinge der Stad Haerlem. Itaque rectius puto simpliciusque Harlemaeorum (quos nominatim in Catalogo illustrium familiarum inter antiquissimos invenio) stirpem è regio Frisiorum stemmate oriundam, tàm oppido, quàm arci à se extructis primum nomen indidisse, circiter annum à salutifero partu quingentesimum & sextum. Ik meyne dan beter, ende eenvoudiger, dat het Geslacht van Haerlem (dat ik in't Register van de vermaerde geslachten onder de alder-oudste vinde) so de Stad, als het Kasteel, van hun geboud, den naem eerst gegeven heeft, ontrent het jaer onses Heren vijfhonderd ende ses.
Een Ridderlijk geslacht dat sich in sijne daeden,
So wel als in het bloed, ten vollen kon versaden,
En meen'gen wapentuer, en meen'gen vroomen held
Tot 'svader-lands behoud gebragt heeft in het veld.