Is het de taak van den romanschrijver, in de werkelijkheid in te grijpen, en door aanschouwelijkheid en waarheid van voorstelling der Maatschappij als het ware den spiegel voor te houden, waarin zij haar beeld herkennen moet, terwijl de invloed zijns geestes bezielend en hervormend op tijdgenoot en nakomelingschap werken blijft, den dichter zal het genoeg zijn, de beelden, die hem omgeven, in zich op te nemen, en den indruk, dien toestanden, of beginselen of zaken, in één woord het leven, dat hij rondom zich werkend ziet, in zijn gemoed achterlieten, in de harten van anderen over te storten of te doen herleven.
Men ontvangt dan, in deze Tafereelen uit den tegenwoordigen toestand van een deel der lijdende