| |
| |
| |
Negentiende hoofdstuk.
Reeds twee maanden duurde madame Rose's afwezigheid ea de schaarsche berichten
over haar toestand luidden nog altijd ongunstig. Madame Clothilde, de eenige,
die haar een enkele maal in het sanatorium, bezocht, gaf met halve woorden iets
te verstaan van melankolie en absoluut gemis aan veerkracht; van beterschap en
terugkeer scheen voorloopig nog geen sprake. Aan ieder, die er naar vroeg werd
steeds verzekerd, dat het ernstiger bleek dan zich eerst had laten aanzien, doch
dat madame stellig in enkele dagen of misschien weken haar arbeid weer zou
hervatten.
Het modehuis had zich intusschen volledig ingesteld op de nieuwe orde der dingen
en Puck had de plaats der onmisbare directrice zoo goed mogelijk ingenomen. Ze
wist, dat het hooger personeel haar daar met booze, jaloersche oogen zag, dat
geen intrige, geen kleine vrouwelijke venijnigheid werd versmaad om haar gezag
te ondermijnen, doch ze wist ook, dat ze er, zoolang Panatelli haar handhaafde,
volkomen veilig stond. De eenige, behalve zijzelf, die madame Rose zou kunnen
vervangen was de eerste vendeuse en zij kon in de zalen van de Présentation waar
ze sinds jaren heerschte en het leger der verkoopsters onder haar streng en
nauwgezet toezicht hield, onmogelijk gemist. Geen der andere | |
| |
‘chefs’ sprak een aantal vreemde talen en geen verstond als madame Rose en
zijzelf de moeilijke kunst om het de lastigste klant naar de zin te maken en
goed gehumeurd de onmogelijkste eischen te accepteeren. ‘Het métier van de
geduldige glimlach’, had Puck het bij zichzelf gedoopt en telkens weer verbaasde
ze zich, dat zij, die zich om kleeren en mode nooit veel had bekommerd, er zich
zoo volkomen had ingewerkt en in staat bleek uren achtereen de problemen van
stoffen, modellen en kleuren als alles overheerschende belangen te bespreken.
Terwijl ze bovendien, evenals vroeger madame Rose, elke morgen ontelbare brieven
dicteerde en conferenties hield en 's avonds, na het sluitingsuur, de staten van
koop en verkoop controleerde. Het moest wel een surplus aan energie zijn, dat
haar deze arbeid met zooveel veerkracht deed volbrengen - het surplus, dat ze al
de werkelooze jaren in Indië had opgezameld. En ze klampte er zich aan vast als
in zelfbehoud, ze dook er in onder van de vroege morgen tot in de late avond,
zoodat haar geen tijd tot tobben en wroeten bleef en ze al wat haar eigen leven
betrof naar de achtergrond van haar denken vermocht te dringen.
Het was einde Mei en de zomerverkoop ontwikkelde zich voortreffelijk, ondanks de
slechte tijden waarvan ieder sprak. Wel fluisterden de Amerikaansche vrouwen
gewichtig over de ontzaglijke verliezen, die haar echtgenooten op de beurs of in
hun fabrieken leden, doch zij kochten zich geen zier minder luxe dan in andere
jaren. ‘Terugkeer tot de ware vrouwelijkheidj’ luidde Panatelli's dictatuur en
zijn Belles Elégantes verlustigden zich in lange strookenrokken, groote
flaphoeden, krullen, ruches en strikken als kinderen op een verkleedpartij. De
allernieuwste creaties van zwaar glanzend damast en dik, knisterend
satin-duchesse, gewaden als van | |
| |
middeleeuwsche prinsessen, waarvan
het materiaal alleen ettelijke duizenden franken kostte, oogsten naar de vele
orders uitwezen, een succes, dat de stoutste verwachtingen der Lyonsche zijde
fabrikanten overtrof.
Panatelli's houding jegens Puck had zich grondig gewijzigd. Zijn soms bijna grove
onverschilligheid was veranderd in een voortdurende belangstelling in alles wat
zij deed en in een bijna verlegen zoeken naar grooter vertrouwelijkheid. Hij had
haar salaris van vierduizend op zevenduizend francs gebracht en het comptoir van
madame Rose opnieuw voor haar doen stoffeeren. Hij gaf haar de vrije hand in al
haar plannen en vervulde met de grootste welwillendheid haar wenschen. Gedwee
kwam hij in de passalons wanneer ze zijn aanwezigheid verlangde, zelfs wanneer
hem een oude dikke hertogin of een nerveuze lastige actrice wachtte. Hij had een
zwart avondtoilet speciaal voor haar gecreëerd, haar een paar maal aan een lunch
genoodigd met eenige van zijn vrienden en vriendinnen en eenmaal was ze naast
hem in zijn grijze, pronkende racewagen naar de races van Longchamps gereden,
toen de mannequins van het Huis Panatelli daar paradeerden.
Zijn toenadering was duidelijk; maar Puck wist, dat ze nu zoomin als vroeger
paste in het schema, dat Robert Panatelli zich van ‘De Vrouw’ had opgesteld en
al zijn welbeproefde methoden van charmeur leden schipbreuk op haar kalme
zakelijkheid. Wanneer hij haar, gedurende hun besprekingen, met een ontroering
die bijna echt klonk, vleiende dingen zei over haar inzicht of
organisatietalent, of wanneer hij plotseling geestdriftig werd over de
Titiaan-kleur van haar haren en met gloedvolle woorden een toilet beschreef dat
hij voor haar wilde creëeren - dan zagen haar gedachten hem dadelijk weer als op
die ééne ont- | |
| |
redderde morgen, als de zielige karakterlooze Don
Juan, met een verzakte boord, bevende lippen en verhuilde oogen, die zich toen
aan haar durf en initiatief geklampt had als aan zijn eenig behoud.
Nuchtere realiteit - dat wist ze al lang - was de grootste vijand van
bewondering. De beroemde modekoning met zijn diplomaten-glimlach en
heerschersoogen, die als een vorst door de zalen van zijn paleis schreed, had
haar haars ondanks geboeid en geïnteresseerd, maar den ijdelen verwenden
artiest, die voortdurend zocht hoe hij excentriek en bizonder kon zijn in de
oogen van aanbiddende vrouwen, vond zij allang niet merkwaardig meer; zijn
vleiende welwillendheid die in de ateliers en de salons de tongen voortdurend in
jaloersche beweging bracht, stelde ze nauwelijks op prijs.
Zij vond het zelve ondankbaar - wat Panatelli voor haar deed was werkelijk niet
gering. Maar het wisselend spel der menschelijke verhoudingen boeide en
vermaakte haar niet meer als vroeger en de bonte maskerade der ijdelheid, die ze
naast madame Rose met zooveel animo en belangstelling bekeken had, vond ze
alleen maar triest of dom of belachelijk. Ze kon de humor niet meer vinden, die
het alles vroeger zoo boeiend en interessant had gemaakt.
Aan het andere deel van haar taak, het regelen en besturen van het groote
ingewikkelde bedrijf, gaf ze zich echter steeds met vreugde en voldoening;
daarvoor voelde ze haar kracht groeien, naarmate ze het beter beheerschte. ‘Voor
zulk werk ben ik geboren’, dacht ze dikwijls, ‘zooals Han geboren is om motoren
te verbeteren en Panatelli om kostbare stoffen tot kleedingsstukken te
drapeeren.’ Reeds had ze, bijna ongemerkt en zonder wrijving of moeilijkheden,
tal van kleine misstanden | |
| |
verbeterd en de lijst van haar plannen
vergrootte zich met den dag. Zij had een veel nauwer contact tusschen de
verschillende ateliers tot stand gebracht en daarmee een veel grooter efficiëncy
bereikt. Zij haalde Panatelli over, om naast de boete een eenvoudig systeem van
belooningen in te stellen en zij verkreeg een vermindering en een betere
betaling van het schandelijk opgevoerde overwerk. Het was een gedenkwaardig
evenement in het Huis, toen de Vicomtesse de Chalons door madame Elisabeth
overtuigd werd, dat ze terwille van de afgewerkte, opgejaagde brodeuses een week
langer op haar nieuwe toilet moest wachten dan zij had bedongen. En met gloed en
ferve, met het van haar moeder geërfde redenaarstalent, hield Puck na dat eerste
succes telkens weer hetzelfde pleidooi bij veeleischende verwende klanten. Een
vrijmoedigheid, die madame Rose, ondanks haar groot persoonlijk overwicht nooit
had gedurfd en waarmee haar opvolgster zich op slag de genegenheid en
dankbaarheid van het groote, lastige naaisterspersoneel veroverde.
De merkwaardige kracht-van-wil, die haar in die weken slagen deed met al wat zij
ondernam en die groeide naarmate de eischen van het werk grooter werden, hielp
haar ook bij de discipline, die ze haar gedachten oplei. Ze dwong zich om dat,
wat Han en haar gescheiden hield, te beschouwen als een tijdelijk zeer, als een
ziekte, die slechts door geduld kon worden genezen. Altijd weer verjoeg ze elke
jaloersche opwelling, trachtte ze aan Lily te denken zonder haatgevoel. En aoms
wanneer in het Huis Panatelli alles naar haar wil en wenschen ging, kon zij
overmoedig worden en tot zichzelve zeggen: ‘Ik zal het immers tòch van haar
winnen. Want wanneer ik iets intens wil, bereik ik het. Altijd, mijn heele leven
door, heb ik bereikt wat ik wilde.’
| |
| |
Elisabeth schoof het gordijn van zilveren franje vaneen en opende met een sleutel
de deur, die Panatelli's studio verbond met zijn altijd zorgvuldig afgesloten
werkplaats. Wanneer hij zich geïnspireerd voelde, werkte hij daar ettelijke uren
achtereen en mocht dan onder geen enkel voorwendsel gestoord worden, doch hij
had haar ditmaal zelve de sleutel gegeven en gevraagd het ontwerp voor een
toilet te komen bezichtigen, dat telegrafisch uit Amerika besteld was.
In het vierkant, kaal en leeg vertrek viel een hard daglicht door een bovenraam
en twee onverhulde vensters. Tusschen grauwe wanden stonden geen andere meubels
dan een groote cheval-spiegel en een paar kleine tafels. Maar in het midden
bevonden zich een twintigtal levensgroote houten poppen in de grilligste
houdingen als een spookachtig gezelschap in een kleurlooze feestzaal. Sommige
hadden geen hoofd, andere vervelooze, afgebladderde gezichten; de met zaagsel
gevulde katoenen lijven zagen groezelig van ouderdom, de vingers waren
afgebrokkeld als door een duistere ziekte, de zijden kousen, die de starre
beenen omkleedden, zaten vol groote gaten.
Robert Panatelli had een dezer poppen voor de spiegel opgesteld. Hij toonde zelfs
niet door een gebaar, dat hij Puck's binnenkomst bemerkte. Vóór hem, in een
warrige hoop, lag een lange lap vanzware glanzendezalmkleurige zijde. Vlug en
zeer beweeglijk, volkomen verdiept bleef hij bezig met zijn arbeid. Hij droeg
geen jas of vest, het lichtblauwe overhemd maakte zijn kleine slanke figuur zeer
jeugdig, voortdurend rinkelde zijn armband bij het snelle bewegen van zijn
handen en de atmosfeer in het vertrek was zwaar van zijn parfum. Maar wat hij
deed was als een wonder. In enkele oogenblikken, met een paar watervlugge
handgrepen en een | |
| |
half dozijn rap en juist gestoken spelden, vormde
hij de zijden lap tot een bevallig avondtoilet, met een eigenaardige val van
wijde plooien en een kunstig verloop van in klokken geknipte strooken onder een
breede, de heupen nauw omsluitende gordel. Zijn schaar, die van goud was, met
punten van vlijmscherp staal, joeg door de stof, bliksemsnel en met
verbijsterende zekerheid. Weer enkele handgrepen - gecompliceerd als de toer van
een goochelaar - en een kleine diep-gedécolteerde taille sloot aan de lange,
gratievolle rok. Dan reikte zijn hand naar een der tafels waarop een stuk antiek
brokaat met weeke en toch zeldzaam warme kleuren lag. Het had eenmaal als
wandbespanning in de salon van een oud kasteel gediend; een paar weken geleden
had Panatelli het op een auctie gezien en voor een fantastisch hooge prijs laten
koopen. Hij vingerde de goud-metzijden stof ineen, bekeek, met zijn hoofd opzij
en zijn diepliggende oogen dichtgeknepen, het effect van de changeerende
kleuren; dan legde hij de lap om de stugge houten vormen van de pop, weer
hielden spelden de plooien tezamen, daar flikkeire de kleine, vlijmscherpe
schaar en joeg, schijnbaar lichtzinnig en achteloos, door het onbetaalbaar
materiaal. Knipte, alsof zijn weg stond afgeteekend, panden en trotsche wijde
mouwen. Twee zware gouden kwasten aan afhangende slippen, een antieke dof-gouden
gesp, die ergens schijnbaar noodzakelijk, een paar zware plooien bijeenhield. En
het was op eenmaal geen vervelooze houten pop meer, die daar stond, geen
levenloos, bot voorwerp waarop een stuk zijde was vastgespeld. Panatelli trad
een stap terug, zijn vreemde, troebele oogen tusschen de zware halfgeloken
leden, schitterden als in een trance. Zijn smalle vrouwelijke handen maakten
gebaren als van een bezweerder, speelden, zonder zijn schepping te | |
| |
raken er een wonderlijk vleiend spel omheen.
Voor het eerst, sinds Puck was binnengetreden, brak hij de stilte. ‘Deze vrouw
bezit een zeer bizondere schoonheid,’ zei hij in zijn zacht en zangerig
zuidelijk Fransch, ‘zij heeft het gladde blauwzwarte haar van een Italiaansche,
dat zij in het midden gescheiden draagt, met een rij kleine dichte krullen boven
haar lange hals. Maar haar gezicht heeft het type van de vrouwen van Granada,
een donkere huid, die bloost door de scherpe wind van de bergen. Zij heeft
hooge, kleine borsten als een kind maar zij is een ervaren vrouw, zij heeft een
alles-wetende glimlach. Hoe weinige zouden zulk brokaat kunnen dragen! Zij kan
het; zij draagt het met een onnavolgbare gratie, alleen Velasquez kon een hand
schilderen, die zoo een mantel vasthoudt, met zulk een frileus en toch
hoogmoedig gebaar.’
Plotseling greep hij Puck's vingers, die hij vast omklemde, zij voelde dat hij
trilde van een geweldige spanning. ‘Haar oogen zijn groenbruin als beuken in de
herfst, haar voorhoofd is zeer laag en veel blanker dan de huid van haar
wangen...’
Een angstig gevoel van machteloos geboeid-zijn, begon Puck te bekruipen. Want
sinds hij haar hand vasthield, zag ook zij niet langer de vervelooze, met
zaagsel opgevulde houten mannequin, voortdurend duidelijker zag zij als een
werkelijkheid de vrouw, die zijn woorden beschreven; onder het kostelijk kleed
scheen de zeldzame schoonheid, die zijn kunstenaarsverbeelding opriep,
werkelijkheid te worden. En in de stilte, die volgde na zijn geëxalteerde
woorden, waarin ze hem zwaar hoorde ademen en zijn vingers sterker voelde
trillen om haar hand werd het haar secondenlang of er een wezen van vleesch en
bloed voor de spiegel stond en een spookachtig eigen leven bezat...
| |
| |
‘Ziet u het?’ vroeg hij, nog aldoor met zijn vingers om haar hand, ‘ziet u de
vrouw bij wie dit kleed en deze mantel behooren? Comme elle est belle, n'est ce
pas?’
Even onderging Puck een hevige ontroering. En even werd het of zij vaag en
verwikkeld speurde waarin de mysterieuse macht van dezen ijdelen gemaniereerden
man wortelde - de macht waarmee hij honderdduizenden vrouwen over heel de wereld
wetten voorschreef, die ze gedwee als slaven volgden. Een oogenblik, dan stelde
haar nuchterheid zich fel te weer, zij maakte haar hand los en trad van hem weg.
‘Jammer,’ zei ze glimlachend en voelde als een bevrijding hoe ze met deze spot
haar ontroering beheerschte, ‘de werkelijkheid moet ditmaal wel heel ver van de
verbeelding blijven. Mrs. Compton, die de japon heeft besteld is de vrouw van de
rijkste exportslachter uit Chicago. Ik ken haar- ze was voor een paar maanden in
Parijs - ze is een oude Jodin, dom en mateloos arrogant.’
Doch haar woorden verstoorden hem niet, hij lachte er hooghartig om. ‘Ik weet
niets van Mrs. Compton. Ik behoef niets van haar te weten. Maar de vrouw voor
wie ik dit kleed gefantaseerd heb, ken ik. Zij is mij zoo dierbaar als een
zuster en zoo na als een geliefde. Zeker - vandaag of morgen of overmorgen
zullen madame Claire en haar naaisters een lap zalmkleurige zij en een lap oud
brokaat losmaken van een pop van hout en zaagsel en zij zullen die lappen naaien
tot de japon voor een of andere rijke domme onbelangrijke vrouw in Chicago. Het
deert mij niet. Ik draag het beeld van mijn schepping mee. Ik ben er gelukkig
mee en ik vergeet het niet. Het is mijn eigen onvervreemdbaar bezit.’
| |
| |
Hij was volkomen ernstig. Hij speelde geen comedie. Maar hij sprak op de
droomerige, zangerige toon en met de bloemrijke woordkeus, die zij in het begin
zoo vaak belachelijk had gevonden. Op dezelfde toon had hij haar zijn
voorschriften aan zijn Belles Elégantes, zijn Charmantes Coquettes, zijn
Prêtresses de la Beauté gedicteerd, die ze onmogelijk au sérieux had kunnen
nemen en die toch als hoofdartikelen in al de groote wereldbladen werden
afgedrukt. Maar nu, al bleef haar nuchtere, scherp gewette geest als vroeger
volslagen vreemd aan de geparfumeerde droomwereld waarin hij leefde, nu begreep
ze op eenmaal waaraan hij zijn macht ontleende. Hij zou de groote Panatelli niet
zijn wanneer hij japonnen ontwerpen moest voor de banale werkelijkheid, die zijn
passalons bevolkte. Hij was op zíjn manier een dichter, een fantast en een
schoonheidsaanbidder. En zooals een beeldhouwer uit klei of steen de gestalten
van zijn verbeelding schept, trachtte hij ook, telkens weer, zijn ideaal met het
werk zijner handen te verwezenlijken.
Hij wendde zich plotseling naar haar toe alsof hij zich nu eerst haar
aanwezigheid bewust werd. ‘U kent mijn villa in Meudon nog niet, nietwaar? U
hebt mijn Spaansche madonna uit de twaalfde eeuw nog niet gezien en de kleine
Egyptische prinses en mijn vrouwenportretten uit de Italiaansche Renaissance.
Zelfs mijn witte pauwen kent u nog niet, evenmin als mijn zwarte damherten en
Russische hazewinden. Wilt u vanavond met mij meerijden in mijn wagen en al de
schatten van mijn huis zien?’
Hoe ellendig jammer, joeg het boos door Puck's gedachten, vanavond was ze, als
alle avonden van deze week, gebonden omdat Corry bij hen logeerde. Han zou het
zeker vreeselijk kwalijk nemen wanneer ze niet, | |
| |
als was
afgesproken, met hen beiden meeging naar de Opera. Carmen op een warme
zomeravond! In plaats van een rit in Panatelli's heerlijke wagen naar het
prachtige Meudon en een bezoek aan zijn huis, dat de naam had een museum van
kunstschatten te zijn...
‘Het spijt me zeer,’ zei ze toonloos beleefd, ‘ik ben vanavond bezet.’ Natuurlijk
dacht hij dat het een uitvlucht was. ‘Ik heb beloofd met mijn man en mijn
schoonzuster naar de Opera te gaan.’
‘Jammer -’ zei hij effen als zij. En plotseling voegde hij erbij met de grove
bruuskheid, die wonderlijk contrasteerde met zijn gemaniereerde verfijning: ‘Een
vrouw als u, met uw capaciteiten en uw mogelijkheden moest niet gebonden
zijn.’
|
|