jasje afslaat, Precossi, de zoon van den smid, die het buis van zijn vader aanheeft, en de Calabriër, en het metselaartje, en Crossi met zijn rood haar, en Franti met zijn brutaal gezicht, en ook Robetti, de zoon van den kapitein der artillerie, die een jongetje van onder den omnibus gered heeft, en nu op krukken moet strompelen. Franti lachte een soldaat, die bijna niet meer voort kon, in zijn gezicht uit. Maar dadelijk voelde hij de hand van een man op zijn schouder leggen en omziende, zag hij den directeur achter zich staan. - ‘Pas op,’ - zeide deze hem, ‘bespot nooit een soldaat, die in het gelid loopt en die zich dus niet kan verdedigen of antwoorden; het is of je een vastgebonden man beleedigt, het is een laagheid! - Franti verdween. - De soldaten kwamen vier aan vier voorbij, bezweet en met stof bedekt, en hun geweren schitterden in den zonneschijn. De directeur zei tegen ons: - ‘Jelui moet eerbied voor de soldaten hebben, jongens. Zij zijn onze verdedigers en zouden hun leven voor ons geven, indien morgen een vreemd leger ons land bedreigde. Zij zijn ook jongens zooals jij en maar eenige jaren ouder. Sommigen gaan ook naar school, en er zijn armen en rijken onder hen, evenals bij jelui, en zij komen van alle zijden van Italië. Let eens op, aan hun uiterlijk kan men zien waar zij vandaan komen; er zijn mannen van Sicilië, van Sardinië, uit Napels, uit Lombardije onder hen, die nu voorbij gaan. Dit is een oud regiment, een van degenen die in 1848 gestreden heeft. De soldaten zijn niet meer dezelfden, maar het vaandel is gebleven. Hoevelen zijn er voor ons vaderland onder dit vaandel gestorven, twintig jaar voordat jij geboren waart!’ - ‘Daar komt het’ - riep Garrone. En werkelijk zagen wij het vaandel, dat boven de hoofden uitstak, aankomen. - ‘Doet nu één ding, jongens,’ - zeide de directeur, - ‘groet allen onze driekleur, wanneer zij
voorbij gedragen zal worden, door met de hand aan het voorhoofd aan te slaan.’ - Toen het voorbij kwam, zagen wij, dat het vaandel door een officier gedragen werd; het was geheel in flarden geschoten en verkleurd, en hing met het kruis van eer aan den stok. Wij brachen