Hondert geestelyke liederen(1748)–Hieronymus van Alphen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende LXXVII. 1 Pet. II:21. Ons een exempel nalaetende, enz. Wyse Ps. 100. 1. UW LEEVEN, als een suyver licht, Toont my, ô Heere! mynenplicht: Maar ach! wat nog een onderscheid, Ten opsicht van g'lykformigheid! 2. Ernsthaftig waart GY t' allertyd', Van jok, en schertsen, immer wyd; Maar ik! hoe weinig nog bestand! Hoe ydel somtyds myn verstand! 3. Getrouw, en vriend'lyk omtegaen Met armen, of met smert belaên, Was Uwe keuse, en manier: O was het meer de myne hier! [pagina 180] [p. 180] 4. Doch, als 't betrof Uw' VADERS eer, So was Uw herte wonder teêr: Gy schroomdet niemant op dat pas, Hoe ryk, hoe wys, hoe sterk, hy was. 5. Geef my iets van dien helden-moed! Wanneer 'er noodsaek sig op doet: Gepaart met regte needrigheid, Met heilig toesicht, en beleid! 6. Hoe geerne waart GY niet alleen; En hielt U self met GOD gemeen; In 't hoog gebergt', of een woestyn', Om in 't gebed met GOD te syn! 7. Uw' Wandel was een staâg gebed; Ach was ik hier meer opgesett! Nu; als uw Geest my by mag staan! Soo neem ik die gewoonte aan. 8. In lyden waart GY als een Lam, Op die U scholden, nimmer gram; Niets toornigs kwam uyt uwen Mond! GY bad voor hun wel op die stond. 9. Ach geef my van dat sagt gedult, Als ik moet dragen valsche schuld! [pagina 181] [p. 181] Dan neem' ik alles uyt GODS hand, Niet naar der dwaesen menschen trant. 10. GY waart bestendig op de wagt, Des had de Duyvel geene magt. Och dat ik ook niet sluym'ren gae, Myn Vyand is my immer nae! Vorige Volgende