Hondert geestelyke liederen(1748)–Hieronymus van Alphen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende LXI. Psalm LXXXIV:2, 3, 4, 5. Hoe lieflyk syn Uwe wooningen! O HEERE der Heyrschaaren, enz. Wyse Ps. 84. 1. HOe dierbaar is der sulker Lot, Wier wandeling mag syn met GOD! Die syn' nabyheid steets ervaaren; Hoe lief'lyk is die plaats, dat oort, Daar men des Heeren stemme hoort; Daar sig de heil'gen 't saam vergaaren; De Tempel Godes in den Geest, Daar men syn' Name roemt, en vreest! 2. O schoon! O lief'lyk Heyligdom! Hier schittert heiligheid alomm'. [pagina 141] [p. 141] Ach HEERE, God der heyerschaaren! Wien all' 't geschaap'ne toebehoort, Wien d' Eng'len dienen op Syn woord! Mogt' myne siele regt ervaaren, Hoe dierbaar deese plaetse sy! Ach HEERE, HEERE, denk aan my! 3. Sie, hoe myn' Ziel' soo seer begeert! Hoe het verlangen haar verteert; Sy vind geen smaak in yd'le dingen: Ze roept, als met een sterk geluyt, Tot U, den GOD DES LEEVENS, uyt. O laat s' eens, in den Tempel singen Dat lied, dat nimmer wordt, gehoort, Dan in die heil'ge Plaats, en Oort! 4. GY syt het, die toch geerne geeft, Self aan 't Gevogelte (dat leeft In d'open-lucht) een Nest, en Hoolen, Waar in se schuylen in den nood, En rusten als in eenen schoot, Om niet bestendig om te doolen; Daar leggen s' ook haar Jongskens heen, En syn in hunnen stant te vreên. 5. Ach! mogt myn Ziel dus by 't Altaar, Geveiligt syn voor 't doods-gevaer! [pagina 142] [p. 142] En voor vermoeitheid kragt bekoomen! Een, die hier mag ter ruste gaen, Kan stormen, en onweêr uytstaen, Hy heeft geen vyand ooyt te schroomen: De HEERE doch der HEIERSCHAAR', Verbergt de Zielen in 't gevaar. 6. Hoe goed is dan dier kind'ren Lot, Wier Woon, en Schuyl-plaats is by GOD! Die synen Naem daar mogen prysen; Hun Burgerschap is in dat oort, Daar 't Hallelujah wordt gehoort; Sy looven HEM op alle wysen: Hier is der Ziele reine lust! Hier vind s' haar' lang gewenschte rust! Vorige Volgende