Hondert geestelyke liederen(1748)–Hieronymus van Alphen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende XLVI. Luc. VIII:46. Ende Jesus seide, yemand heeft my aangeraakt; want ik hebbe bekent, dat kracht van my uitgegaan is. 1. LIefste JESUS! in de tyden Van uw neederig bestaan, Hoorde men U eens belyden, Kracht is van my uytgegaan: ô Mocht' nog die kracht eens vlieten! Mocht' die stroom sig needergieten; Nu GY sit in heerlykheid, Op den Throon der Majesteid! [pagina 119] [p. 119] 2. Immers is in uwe handen Opgedragen alle Macht; En, tot aan des aardryks randen Is uw Naeme hoog geagt: Natiën syn reets getuygen; Al wat hoog is, moet sig buygen: Self de laatste vyand moet Eind'lyk onder Uwen voet! 3. Door uw' Wysheid kont Gy raaden; Liefd' en Macht ontbreekt U niet. Dit getuygen all die daaden, Die men opgeteekent siet: GY, die 't heyl hadd' voorgenoomen, En ter tyd ook syt gekoomen, Bied ook nog een' redding' aan, Allen, die verleegen staan: 4. Ai! siet dan ook, met ontfermen, Op een' Ziel', die krank en swak, Agter U is met haar kermen,, Dat uw Heyl haar' banden brak! Dat se los wiert van die touwen, Die haar seer in 't naauwe hou'en! Mocht' het woord van Uwen Mond Tot haar syn, KIND! SYT GESOND! Vorige Volgende