Hondert geestelyke liederen
(1748)–Hieronymus van Alphen– AuteursrechtvrijXLI.
| |
[pagina 108]
| |
2.
Dat meen'ge ziel' maar regt gevoelde,
Hoe dat se mist het waare BROOD;
En daerom steeds met ernst bedoelde,
Geredt te worden uyt dien nood!
3.
Hoe vol van Liefde was uw Herte,
Tot die, GY hongerig saegt staan!
Het was voor Uwe Ziel een smerte,
Dat yemant leedig weg sou' gaan.
4.
Hoe wys syt GY doch, in uw' Wegen!
Eerst, doet G' ons diep verleegen staen;
Dan toont G' u haast tot ons geneegen,
En neemt U onser noodruft aan!
5.
Hoe saelig syt GY voor die geenen,
Die (schoon onmachtig) eevenwel
Het gantsch opregt'lyk met U meenen!
Send' GY uw woord,Ga naar voetnoot* dan loopt het snell.
6.
Wie sag een' Maaltyd op die wyse?
Hier sag men geene Tafels staen!
De groote Disch had' ook geen' spyse,
Voor dat uw Almacht die bragt aan.
| |
[pagina 109]
| |
7.
Op U heeft MOSES al geweesen,
Doe 't volk door 't Manna wierdt gevoedt:
By DAVID, is van U te leesen,
Dat GY den Armen deeltGa naar voetnoot* uw Goed.
8.
Dat weinig was, wist GY te maaken,
Dat het vermeêrd' onder de hand:
Een, die gelooft, kan nog geraaken,
Tot hondert,Ga naar voetnoot† naar syn' roep, en stand!
9.
O dierbaar BROOD, van GOD gegeeven!
Deel nog U selven mee' tot Spys!
Laat door uw' Kracht de ziele leeven,
Voed GY se soo, op Uwe wys'!
10.
Verborgen MANNA van den Hemel!
Ons' herte proev' Uw soetigheid!
Doet ons gescheiden van 't gewemel,
Met U syn, tot in eeuwigheid!
11.
Och dat ons hert, en mond eens singen,
Nu sal de HEER myn Herder syn;
Nu weet ik, dat my geene dingen,
Ontbreeken sullen! HY is Myn!
| |
[pagina 110]
| |
12.
Barmhert'ge JESUS! doet Uw' oogen
Ook nog eens in ontferming' op!
Aanschouw dat diepe onvermogen,
Van sulk een groote menschen-trop!
13.
Hoe salig syn die arme Zielen,
Die hong'ren naar geregtigheid!
Die, op Uw woord, ter aarde knielen;
Voor sulken, hebt GY spys bereid.
14.
Een spys, niet naar den smaek der Grooten,
Een MANNA, dat verborgen is;
Uw Vleesch, en bloed, aan 't kruys vergooten,
Tot voedsel, en tot laafeniss.
15.
O diere SPYS'! ô schoone Gaave!
Veel beeter, dan de Wereld heeft:
Ach dat my die verkwikking laave!
DIE is genoeg, als GY se geeft.
|