Hondert geestelyke liederen(1748)–Hieronymus van Alphen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende XIII. Ephes. I:4. Gelyk Hy ons uytverkooren heeft in Hem enz. Wyse Ps. 103. 1. BArmhertig God! en HEERE booven allen! Die my, naar Uw vrymagtig welgevallen, In uwen Soon hebt willen neemen aan; En, eerder dan ik selve was gebooren, Vrymagtig hebt tot erfgenaam verkooren, Hoe moet ik niet in diepe ootmoed staan! 2. Gy hebt gesien myn jonkheids ydel wand'len. En my in veelen, naar myn dwaasheid hand'len; Doch, Gy lankmoedig, hadt een groot geduld! Hadt Gy niet willen uw gericht uytstellen, Ik was gewiss'lyk heen gegaan ter hellen, In 't midden van myn ydelheid, en schuld! [pagina 28] [p. 28] 3. Dog, 't was uw' Oog, dat sig op my bepaalde, En my uyt myn' verstrooing wederhaalde, Gy gaeft in my een' and'ren geest en sin! Dus kwaamt Gy my uyt Zatans netten rukken, Gy deed my voor uw' Voeten nederbukken Gy voerde my in uwe schoole in! 4. Nu bidd' ik; wilt my verder toch formeeren, Soo als Gy selfs, om U op 't hoogst' te Eeren, My, die uw stof, en maaksel ben, begeert! Och wilt nu verder sterken, steunen, gronden, Gy weet daar toe de regte tyd', en stonden, Ach dat G' in my een vasten geest formeerd't! 5. Ai wil my naar uw Beeld al meer verand'ren! En, op dat ik ook lichten mag voor and'ren, Bestraal my met uw vriend'lyk Aangesicht; Soo sal' ik my naar uwen Naame noemen, En in U, als myn God, en Rotsteen roemen, Tot ik genaake tot het saelig Licht! Vorige Volgende