Proeve van stichtelijke mengel-poëzij. Derde Stukjen(1782)–Hieronymus van Alphen, Pieter Leonard van de Kasteele– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 281] [p. 281] Bemoediging in treurigheid. God leeft, grijp moed, mijn ziel! zoudt gij voor schimmen vreezen, Ai luister, Jesus spreekt: Ik zal uw leidsman wezen; Ik heb van eeuwigheid vrijwillig u bemind. Leef vrolijk, leef gerust, zeg dankend elken morgen: Mijn God zal voor mij zorgen; Mijn vader ziet zijn kind. Mijn vader ziet zijn kind; bemoedigend genoegen! Mijn vader ziet zijn kind in al zijn angst en zwoegen; Mijn vader ziet zijn kind, wanneer zijn kragt vergaat. 't Is Jesus, die, aan 't hoofd van engelen en magten, Rondom die op Hem wagten, Zijn leger nederslaat. [pagina 282] [p. 282] 't Is Jesus; ja mijn ziel!... laat vrij uw liefde gloeien; Wat zag men ooit dan troost van zijne lippen vloeien? Hij weet wat droefheid is; Hij draagt een menschenhart. Als Hij uw tranen ziet, als Hij u bang hoort klagen, Gedenkt Hij aan die dagen; De dagen zijner smart! Verdenkt zijn teêrheid niet, al worstelt gij met rampen; Hij bidt ook dan voor u, als gij met vrees moet kampen; Gij wordt niet zonder reên gekweld door ongeneugt. 't Moet hier geen hemel zijn; 't zou met Gods wijsheid strijden, U zonder druk en lijden, Te voeren in de vreugd. Werd God uw vader dan; vergaf Hij dan uw zonden, Om uw beangste ziel te dieper te doorwonden? Neen, beef op dit gedagt; zo spreekt geen kinderhart. Moest Jesus in den hof zig voor zijn Regter leggen; Men hoort Hem vader zeggen, Zo spreekt het kinderhart. [pagina 283] [p. 283] 't Is God, die u beproeft, of gij in tegenheden Hem als uw vader eert, en, met zijn wil te vreden, Op zijne goedheid wagt, wanneer de nood u knelt: Ja de englen zien op u, ook hen kunt gij verblijden, Wanneer ge u in het strijden, Draagt moedig als een held. Schiet dan de wapens aan; gij moogt en moed en kragten Van Hem, die u bemint, verzoeken en verwagten; Geloof aan God, en toon een mannelijken geest. Wat is tog leed en druk? Een mist van weinig uuren; Zij zal te korter duuren, Hoe dikker ze is geweest. Bloos dan, zoo ge immer dagt; mijn God heeft mij vergeten; Zou Jesus thans wel iets van mijn benauwdheid weten? Bloos vrij en staak voordaan 't mismoedig ongeloof! Hij, zonder wiens bevel geen wormken wordt vertreden, Is nimmer voor gebeden Van zijne vrienden doof. [pagina 284] [p. 284] Weg dan droefgeestigheid! weg treurige gedagten! Ik wil, al dobberend, op mijn verlosser wagten, Die voor mijn moede ziel een plaats van rust bereidt. Daar 't leed, dat mij omringt, mij heiliger moet maken, Wil ik geen zugten slaken, Mijn kruis eischt dankbaarheid. Vorige Volgende