nieuw bundelken uitmaakt, dat wij daarom HET EERSTE STUKJEN genoemd hebben, hopende, zoo de Heere wil, en Hij ons leven, lust, vermogens, en genade geeft, meerder hier op te laten volgen; terwijl wij met de uitgave om gewigtige redenen spoed gemaakt, en niet gewagt hebben, tot dat deze onzer beide saamgevoegde uitspanningen een bekwaam boekdeeltjen zouden vervullen, het welke wij hopen dat door den tijd uit op elkander volgende stukjens zal kunnen saamgesteld, en met eene behoorlijke voorrede, eene lijste der veersjens, en eene aanwijzing der zangwijzen voorzien worden.
Het zal ons aangenaam zijn, zoo wij hier mede iemand eenig vermaak mogen toebrengen. ----- Wij bidden den hoogen God, dat Hij u, goedgunstige lezer! hier door ook stigte! ----- Wij eindigen, ditmaal, ons voorberigt met den wensch van den voortreffelijken Young: ‘Ach! hoe wenschen wij om een nederiger hart, en stouter gezang! Gij, o Voorwerp, dat wij door onzen zang zo zeer verongelijken! zie neder met dat vriendelijke oog, 't welke over het veroordeeld Jerusalem tranen stortte; bewijs mededogen aan de koelheid van ons hart, en vergiffenis aan de koude van ons lied!’
HIERONIJMUS van ALPHEN, PIETER LEONARD van de KASTEELE.