Proeve van liederen en gezangen voor den openbaaren godsdienst(1802)–Hieronymus van Alphen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende XVIII. Nieuwjaars-lied. Wijze, Ps. CXL. Op nieuw is ons een jaar ontvlogen! Men telt het nog, maar 't is niet meer. Zo staat een schaduw voor onz' oogen: Zij neigt, verdwijnt en komt niet weêr. Sla op het boek van uw geweten; Bedek, mijn ziel! geen enkel blad: En, op den regterstoel gezeten, Beoordeel streng uw levenspad. [pagina 65] [p. 65] Als mensch, als burger, en als Christen, Weeg' op uw hart die strenge pligt! Met doen en laten moet gij twisten; Of 't heeft geërgerd, dan gestigt. Wie zou die harde taak niet vreezen, Die al zijn zwakke zijden kent? Wie niet beschaamd en treurig wezen, Die 't oog naar duizend vlekken wendt? Zo klein 't geloof! zo zwak de liefde! Zo weinig hoop in treurigheid! Zo luttel moeds, als 't onheil griefde! Zo zeldsaam tot den dood bereid! Zo veel der waereld nog gegeven! Een schat voor 't eigen ik besteed! Wat al verzuimd? waar niet misdreven? Wat zag Hij niet, die alles weet? Maar beter, schuldig zig belijden Voor Hem, die hart en nieren proeft; Dan trots een onderzoek te mijden, Dat prangt, vernedert en bedroeft. [pagina 66] [p. 66] Treê toe tot God! wie is u nader, Dan Hij, de rigter van 't heel-al? Maar ook een rigter, die, als Vader, Hem, die zig vonnist, rigten zal. Ai, toef niet!... noch zijn oog ontweken!... Noch schuld bewimpeld!... noch, alleen, Tot Hem genaderd!... Zoudt gij spreken? Gij, zondaar! zwijgt!... God hoort er geen. Er leeft een voorspraak, die nooit weigert, Naast zondaars in 't gerigt te staan; Schoon zelfs hun schuld ten hemel steigert, Hij stierf; stond op; en heeft voldaan. Geloof in Jesus! uw belangen Zijn veilig in zijn schoot gelegd; En 't vonnis, dat gij staat t'ontvangen, Is louter goedheid, enkel regt. Uw eerste wierook zij dan, loven! Uw morgen-offer zij, gebed! In Hem vrijmoedig 't oog naar boven: 't Is God, die op uw danken let. [pagina 67] [p. 67] Heeft U zijn liefde zagt gedragen, Verzorgd, verschoond, en wijs geleid; Wat zoudtge naar de reden vragen: 't Was Trouw en Goedertierenheid. Die blonken hel in zegeningen; En zagt in rampen en verdriet; Gedoogden, bij de kronkelingen Van 't gladste paadjen, 't vallen niet. Geef Vader lot en weg in handen! Vertrouw en dien Hem, als een kind, Dat nu, verlost uit 's vijands banden, Zijn Redder meer dan ooit bemint. Blijft U gevaar en zorg omringen, Vrees niet te veel; de tijd is kort. Hoe dikwijls siddren stervelingen Voor pijn, die nooit geleden wordt. Moet g' in dit jaar ten grave dalen; De kelk is wrang; maar mediçijn: In Jesus zult gij zegepralen. Daar Hij is, zal zijn dienaar zijn! Vorige Volgende