Kleine gedichten voor kinderen
(1913)–Hieronymus van Alphen– Auteursrecht onbekend
[pagina 112]
| |
[pagina 113]
| |
Op 't klavecimbaal speelt,
Dan vraagt hij mij, al spottend,
Of 't mij niet ras verveelt?
Dan zeg ik, lieve jongen!
o Speel toch lang voor mij!
Mocht ik het ook maar leeren,
Ik deed mijn best als gij.
Eergist'ren was ik jarig,
En moeder vroeg mij toen,
Wat ik van haar begeerde;
Ik gaf baar eerst een zoen,
En zei, mijn lief Mamaatje!
Bewijs mij deze gunst,
Dat ik mag leeren spelen,
En zingen naar de kunst.
Zij nam mij in haar armen,
En zei: in 't nieuwejaar.
Nu brandde ik van verlangen,
Ach kwam de meester maar.
* * *
De jeugd spant zich met spelen,
En zingen nuttig uit;
En is men moe van 't leeren,
Dan geeft dit lief geluid
| |
[pagina 114]
| |
Weêr nieuwe lust en krachten;
Zoo leeft men blij en zoet;
En schuwt met vreugd gezelschap,
Dat dikwijls dolen doet.
|
|