Kleine gedichten voor kinderen
(1913)–Hieronymus van Alphen– Auteursrecht onbekend
[pagina 85]
| |
[pagina 86]
| |
Ja, dan bidt zij. dat ik spoedig
Moog' bevrijd zijn van mijn smart;
Word ik beter, boe blijmoedig
En hoe dankbaar is haar hart.
Ik zal altoos haar beminnen,
Altoos doen, dat haar behaagt.
Nimmer wil ik iets beginnen,
Daar mijn moeder over klaagt.
'k Zal haar naam met eerbied noemen,
Als zij neêrdaalt in het graf.
En gods goedheid altoos roemen,
Die mij zulk een moeder gaf.
Goede god! ach laat haar leven
Tot mijn voordeel, tot mijn vreugd;
Welk een droefheid zou 't mij geven,
Haar te missen in mijn jeugd.
|
|