Kleine gedichten voor kinderen
(1913)–Hieronymus van Alphen– Auteursrecht onbekend
[pagina 63]
| |
[pagina 64]
| |
O! wij hebben zooveel voorraad
voor den schralen wintertijd;
Daar men mij met warme kleêren
voor de strenge vorst bevrijdt.
Winterperen, kool en appels,
boter, vleesch, ja wat niet al,
Ligt er reeds in onzen kelder,
dat ons lekker smaken zal.
Mocht ik nu maar dankbaar wezen
over mijn gelukkig lot!
Ja, ik wil gehoorzaam leven,
en U danken, goede god!
Ja, ik wil gedurig denken,
als de koude mij verdriet,
Ach! hoe menig duizend menschen
hebben zooveel voorraad niet!
Ja, ik wil dan wat besparen,
en wat van mijn overvloed
Aan een arm kindje geven,
dat van honger schreien moet.
|
|