Kleine gedichten voor kinderen
(1913)–Hieronymus van Alphen– Auteursrecht onbekend
[pagina 28]
| |
[pagina 29]
| |
En zou hij nu mama bedriegen.
Dat kon hij niet.
Hij stond onthutseld en bewogen;
De moeder komt;
Zij ziet de tranen in zijn oogen;
Hij scheen verstomd.
‘Heeft keesje,’ zei ze, ‘wat bedreven?
Wat scheelt er aan?’
‘'k Heb,’ zei hij, ‘moederlief! zoo even
Weêr kwaad gedaan.
Terwijl ik bezig met paletten
Bij 't venster was,
Vloog mijn volan, door 't forsch raketten,
Daar in het glas,
Maar als uw keesje 't van zijn leven
Niet weder doet.
Dan wilt gij 't immers hem vergeven,
Gij zijt zoo goed!’
‘Kom, keesje-lief houd op met krijten,’
Zei moeder toen:
‘'k Wil u dien misslag niet verwijten,’
Hij kreeg een zoen.
| |
[pagina 30]
| |
‘Die altoos wil de waarheid spreken,
Wordt wel beloond.
Die leugens zoekt voor zijn gebreken,
Wordt nooit verschoond.’
|
|