Kleine gedichten voor kinderen
(ca. 1904)–Hieronymus van Alphen– Auteursrecht onbekend
[pagina 37]
| |
Maar ik zei, 't is het beste,
Als meest de vruchten rijp zijn
Dan valt er braaf te knappen.
Dan heeft men abrikozen,
En pruimen, en morellen,
En perziken, en peren:
En is dat niet in 't najaar?
Hoort kinders! zeide saartje.
De winter moet de velden
En tuinen vruchtbaar maken.
Men moet de boomen snoeien;
Den akker moet men mesten:
Dat doet men in den winter.
De boomen moeten bloeien,
Om vruchten ons te geven;
| |
[pagina 38]
| |
Dat doen zij in de lente.
De vruchten moeten groeien,
Dat doen zij in den zomer.
Men moet de vruchten plukken;
Dat doet men in het najaar.
Dus moet gij, lieve kinders!
In alle jaargetijden,
Gods wijze goedheid loven
En weltevreden wezen.
|
|