Allah weet alles
De heer Hasan had drie zonen: Fâroek, 'Abdoellâh en Kâsiem. Hij hield erg veel van hen. Hij wilde hen zien opgroeien als goede Moesliems. De heer Hasan zelf was een goed Moesliem. Hij deed zijn best om al de bevelen van Allâh te gehoorzamen.
Op een dag dacht de heer Hasan om zijn zonen op de proef te stellen. Hij gaf elk van hun wat lekkers en zei: ‘Ga en eet het lekkers op zo een plaats waar niemand jou kan zien en als je klaar bent, kom dan terug bij mij’.
Fâroek nam het lekkers en ging naar zijn kamer. Hij deed de deur van binnen dicht en at het lekkers op, denkende dat niemand hem kon zien.
'Abdoellâh ging naar de zolder van het huis omdat hij er zeker van was dat niemand daar was. Hij at het lekkers in de donkere zolder.
Kâsiem dacht en dacht aan een plaats waar hij zijn snoep kon eten