| |
| |
| |
7. De wegh tot rust en pais en vrede
De situatie.
Dikwijls is een oorlog reeds beslist lang voor de vijandelijkheden worden gestaakt. Zo was het ook in de Tachtigjarige Oorlog. Twee gebeurtenissen hebben feitelijk die strijd beslist. In 1632 scheen het een ogenblik, alsof ook het Zuiden van Spanje zou worden afgescheurd. Maar toen dat niet gebeurde en toen tevens de toen geopende vredesonderhandelingen op niets uitliepen, was het wel duidelijk, dat men feitelijk stond voor een uitgemaakte zaak: het Noorden was een onafhankelijke staat, alom als zodanig erkend, voorspoedig en machtig; het Zuiden bleef een Spaans gebied. In 1639 had de Republiek, nadat de landverbindingen tussen de Zuidelijke Nederlanden en Spanje door de Fransen waren geblokkeerd, de Spaanse macht ter zee gebroken. Toen stond de zaak zo, dat Spanje er alleen maar belang bij had, de oorlog te liquideren, terwijl de Republiek streng zakelijk gezien, alleen de vraag had te overwegen, welke prijs zij voor de vrede zou kunnen vragen. Toch was de ‘wegh tot rust en Pais en Vrede’ (de uitdrukking is van Vondel) nog een lange weg.
| |
De stemmingen.
Eén ding staat wel vast: de regenten waren in grote meerderheid tegen voortzetting van de oorlog. Er is in hun opvattingen een zeker nuchter realisme. Pamfletten, die hun vredesneigingen hekelden, zeiden dan ook: de heren willen van de verworven rijkdommen genieten, en dáárom willen zij van de oorlog af.
Er waren ook stemmen, die verkondigden, dat men de oorlog moest voortzetten. Vooreerst, het oorlogsdoel was niet bereikt, zolang alleen het Noorden vrij was. Het ging, moest althans gaan, om de vrijheid van de ‘zeventien provinciën’. Vooral de Calvinisten herinnerden zich, dat eens Gent een tweede Genève scheen te zullen worden, dat Valenciennes de eerste stad was geweest, die alles voor de vrijheid had ingezet. Marnix, Guido de Brès, Dathenus, Junius, en zoveel andere Calvinisten, hoorden oorspronkelijk in Zuid-Nederland thuis. De verlossing van het Zuiden scheen een ereschuld. De strijd voor de ware religie was maar ten halve gewonnen, als men er in berustte, dat in het Zuiden de beelden bleven opgericht.
| |
| |
Daarnaast werden andere argumenten geplaatst, die ook voor het voortzetten van de oorlog pleitten. De oorlog, zo zegt een der pamfletten, is de ‘remedie van al onse sieckten’. Een bestand of vrede zou twist tussen de burgers brengen, slapheid in de nering; de ‘Paepsche religie’ zou het hoofd opsteken tot een algemeen verzet.
Bij al deze discussies was er een grote moeilijkheid, nl. de verhouding tot Frankrijk. In 1635 was plechtig overeengekomen, dat we samen met Frankrijk de oorlog tegen Spanje zouden voeren en samen vrede zouden sluiten. Deze ‘Paapsgezinde’ bondgenoot nu werd juist in de kringen van de Calvinisten het minst vertrouwd. Men kon wel wensen, dat ‘Munster tot een Babel’ zou worden, maar als in die verwarring de Fransen eens trouweloos bleken en ons in de steek lieten? Juist dit wantrouwen jegens de Fransen heeft in het vervolg van dit verhaal een grote rol gespeeld.
| |
Misslag van d'Avaux.
Reeds in 1642 hadden de Fransen er in toegestemd, dat zij zouden deelnemen aan vredesonderhandelingen in Munster en Osnabrück. Maar het duurde tot november 1643, voor de Franse afgevaardigden d'Avaux en de graaf de la Roche via Den Haag naar Munster reisden. Via Den Haag. Want voor zij de onderhandelingen in Munster wilden helpen openen, moest eerst de band met de Republiek nader worden aangehaald. Het gelukte. Over twee punten werd men het eens. In aansluiting aan het traktaat van 1635 volgde een hernieuwde afspraak, dat de beide bondgenoten alleen gezamenlijk vrede zouden sluiten, en zolang het nog geen vrede was, zou Spanje door krachtige militaire actie verder in het nauw worden gebracht. Toen dit alles in kannen en kruiken was, vroeg d'Avaux nog eenmaal gehoor bij de Staten-Generaal. In een forse rede vroeg hij een zekere godsdienstvrijheid voor de Rooms-Katholieken. Het verzoek werd nog staande de vergadering door de president afgewezen. Hunne Hoogmogenden waren ‘in het geheel niet gezind, te voldoen aan het gedaan verzoek; maar integendeel, door vernieuwing der vorige Plakaaten, dagten zij te waaken tegen de toeneemende stoutigheden der Pausgezinden; die zig niet vernoegden, met hun geweeten in stilheid te voldoen; maar, op verscheiden' Plaatsen, openbaare ergernis gaven, Kerkelijke Regeering invoerden, en in hunne gebeden zelven, toegenegenheid toonden tot den Koning van Spanje,
| |
| |
een erfvijand dezer landen’. Het gevolg van deze rede was, dat de Roomsgezinden, zoals Mazarin, de Franse minister, dadelijk al vreesde, de pin wat meer op de neus kregen. Bovendien wekte het optreden van d'Avaux een heftige anti-Franse reactie. De bondgenoot, zo zeide men, had het masker afgeworpen. En het gevolg was weer, dat men met zulk een bondgenoot liever niet in zee ging en meer naar de vrede neigde.
| |
Gezanten naar Munster.
De oorlog werd intussen voortgezet, al ging het niet erg krachtig. In 1644 werd Sas van Gent ingenomen en een jaar daarop Hulst. Maar pogingen, om zich meester te maken van Antwerpen, mislukten.
Nu zouden in 1644 de Nederlandse gezanten reeds naar Munster vertrekken, maar er kwam een kink in de kabel. Eerst moest de etiquette worden geregeld. De Staten-Generaal stelden de eis, dat hun gezanten zouden worden aangesproken met de titel Excellentie. Zo niet, dan bleven ze weg. Dit ontstemde Frankrijk. Niet, omdat de Fransen het een onbenullige vormkwestie vonden. Zij begrepen, waar het om ging. Het was er de Staten-Generaal om te doen, van het begin af aan als een volwaardige, onafhankelijke mogendheid erkend te worden. Frankrijk wilde ons liever als zijn beschermeling in Munster hebben. Maar dat ging niet. De Staten-Generaal kregen hun zin en eindelijk, in het begin van 1646, togen onze gezanten naar Munster. Acht heren waren het, nl. twee uit Holland en één uit elk der andere gewesten. Adriaan Pauw uit Holland was de bekwaamste en voor de Fransen de gevaarlijkste.
| |
Spaanse actie.
Het was er Spanje om te doen, zo spoedig mogelijk vrede te sluiten met de Republiek, het liefst door de Republiek af te trekken van Frankrijk. Want het beschouwde de Republiek als een gevaarlijker vijand dan Frankrijk. Geen wonder - had het niet de Staatse vloot leren kennen als een bedreiging voor al zijn kusten en havens?
Spaanse agenten werkten in die richting in Den Haag. Pogingen, om Frederik Hendrik door voordelige aanbiedingen te winnen voor hun plan, mislukten. Maar bij vele Hollandse regenten vonden zij een gewillig oor.
Toen deden zij een meesterlijke zet op het schaakbord. Zij ver- | |
| |
spreidden door middel van pamfletten een gerucht, dat grote ongerustheid en verontwaardiging wekte. Er zouden, op voorstel van Frankrijk, zeer geheime onderhandelingen gaande zijn tussen dit land en Spanje. De jonge Franse koning, Lodewijk XIV, zou huwen met een Spaanse prinses en dan als bruidsschat de zeventien provinciën ontvangen. Al de Nederlanden, de Noordelijke en de Zuidelijke, zouden op die manier een Frans wingewest worden. Het lelijke voor de Fransen was, dat er inderdaad onderhandelingen gaande waren, die iets op dit verhaal geleken. Maar ze waren uitgegaan van Spanje en van de Noordelijke Nederlanden was in die plannen geen sprake. Maar juist omdat er iets gaande was, kon Frankrijk het gerucht zo moeilijk afdoende bestrijden. De Spanjaarden bereikten volkomen hun doel. De Prins was geschokt en verzette zich niet meer tegen de vredesactie van Holland; de Prinses, Amalia van Solms, bleek hoe langer hoe meer voor de vrede; onder het volk kwam een geweldige deining. De Bartholomeüsnacht en de Franse furie deden opgeld als schier nooit tevoren. En in Munster werden de Nederlandse en de Spaanse afgevaardigden het in hoofdzaak eens. Alleen bedongen onze afgevaardigden er bij, dat de overeenkomst alleen zou gelden, als Frankrijk ook meedeed. Maar hoelang zou dat beding bij de groeiende vredesneiging nog worden gehandhaafd? Praktisch was de oorlog ten einde. Het kanon zweeg.
| |
Strijd in Den Haag.
De Fransen deden hun best, om de Republiek van de vrede terug te houden. In 1647 kwam de graaf De la Roche naar Den Haag, om - regenten om te kopen. Zijn verslag over de besteding van de 30.000 livres, die hij voor dit doel had meegekregen, is wel beschamend. Een secretaris van de heren Staten kreeg 3000 livres, ‘een van de heren Staten’ 3000 livres; ‘een ander van de heren Staten’ eveneens 3000 livres, en na verschillende uitkeringen verdween het restant van het bedrag, ruim 8000 livres, in de zakken van Cornelis Musch, secretaris der Staten-Generaal, de meest corrupte ambtenaar uit de geschiedenis der Republiek. Maar de Spanjaarden lieten zich ook niet onbetuigd. En tenslotte, om het tafereel te voltooien, kwamen onze eigen gezanten uit Munster ook naar Den Haag afzakken, om de strijd mee uit te vechten. Want Pauw en de meeste andere heren waren voor een afzonderlijke vrede, maar de Utrechtse afgevaardigde was daar fel
| |
| |
tegen. De heren bestookten elkaar in pamfletten, waarin soms meer scheldwoorden dan argumenten.
Frederik Hendrik beleefde het einde van deze onverkwikkelijke strijd niet meer. Hij stierf in 1647. Zijn opvolger, de jonge Willem II, stond met zijn sympathieën wel aan de Franse kant, maar liet zich nog weinig gelden. Pauw maakte een ogenblik de Spanjaarden bang, dat de vrede niet zou doorgaan, alleen met het doel, om ze nieuwe concessies af te dwingen. Hij had er succes mee. Zeeland werd tenslotte helemaal afkerig van de vrede en dreigde zelfs op eigen houtje de oorlog, d.w.z. de winstgevende kaapvaart, voort te zetten. Maar in Holland werd men steeds afkeriger van de Franse plannen. Als de Fransen met onze hulp de oorlog voortzetten en al meer naar het Noorden dringen, dan zullen de Zuidelijke Nederlanden de functie verliezen, die men juist in deze tijd voor het eerst ontdekt en formuleert, nl. ‘dat men Vlaanderen altijd als een muur tussen beiden moet hebben’. De barrière tegen Frankrijk!
Het verzet van Zeeland baatte niet. De bepalingen, te Munster overeengekomen, werden door de Staten-Generaal geratificeerd. De Tachtigjarige Oorlog was ten einde. Het werd nu rust en pais en vree.
| |
Voordelige vrede.
Uit het voorgaande vloeit reeds voort, dat de vredesbepalingen voor ons land bij de vrede van Munster in 1648 wel voordelig moesten zijn. Spanje wenste bijna tot elke prijs vrede. We kunnen het ook zó zeggen: Spanje zag nog steeds de grote Europese tegenstelling Habsburg-Bourbon en had er veel voor over om ons los te kopen uit het bondgenootschap met Frankrijk. ‘De Koning van Spanje’, zo ving het vredestraktaat plechtig aan in het eerste artikel, ‘erkent de algemene Staten der Verenigde Nederlanden, nevens de Landen en Steden, met dezelve verbonden, voor Vrije en Soevereine Landen, op welke hij, noch zijn nakomelingen, niets eisen; en verklaart zich, dienvolgende, gezind, om met dezelve een eeuwige vrede te sluiten.’
Elk zal behouden en gebruiken, hetgeen hij thans bezit. De Spanjaarden mogen de vaart op Indië niet uitbreiden. ‘De Schelde, de Vaarten van het Sas, het Zwin en andere zeegaten, daarop uitkomende, zullen, van de zijde der Staten, gesloten gehouden worden’. Het is duidelijk, wat dit betekende. Antwerpen mocht als concurrent niet herleven.
| |
| |
Door de Westfaalse vrede verviel ook de leenverhouding, waarin de Nederlanden hadden gestaan tot het Duitse Rijk. In werkelijkheid waren zij allang los van dit Rijk. Marnix van St.-Aldegonde had nog eenmaal op een Duitse Rijksdag getracht, het lot der Nederlanden te doen zien als een zaak, die het Rijk aanging. Hij klopte aan dovemansdeur. Sedert 1648 stond het nu zwart op wit, dat er geen band meer bestond met het Rijk.
| |
Vreugdebetoon.
Toen de vrede in Munster plechtig was bezworen, werd er in ons land feest gevierd. Er werd een dankdag gehouden. ‘Ook werd met schieten, vuren en branden van pektonnen, in de meeste steden, grote vreugde bedreven. Doch in gans Zeeland werd niet gevuurd. Sommige Predikanten spraken ook, ter gelegenheid van de Dankdag, flauwelijk van de voordelen van de vrede.’
Vondel dichtte zijn Lantspel: De Leeuwendalers, ter ere van de naderende vrede, onder het motto: Pax optima rerum, de vrede is het hoogste goed. Leeuwendael is verdeeld in Noord- en Zuidzij, die elkaar beoorlogen. Grote Vrerick van de Noordzij (Oranje) heeft een pleegdochter Hageroos, en Lantskroon (Spanje) een pleegzoon Adelaert. Het huwelijk tussen die beiden is het symbool van de vrede.
Lantskroon besluit:
Men hylicke Adelaert en Hageroos te gader.
Ick stel my heden in, gelijck een Vredevader,
Op dat men haet en nijt, als in een graf, bedelf.
De Noortzy blijf voortaen een Vryheit op sich zelf.
Zijn' Heemraet onderdaen. Dat Volckaert daer regeere
Ten beste van het volck, en twist en onheil keere.
Malkanderen nu omhelst, en tot een vredepant
Gezegent, en begroet, verwelkomt hant in hant:
Dit paer geluck gewenscht, het bruilofslied gezongen,
En met een rondedans eens in de boght gesprongen,
Ter eere van den Vrede, en onzen vader Pan,
Die in verlegenheit zijn kinders redden kan,
Hen zegent, na den vloeck, en op der vromen bede,
Door lanttwist baent den wegh tot rust, en Pais en Vrede.
En dan zingt de Rey van Leeuwendalers:
| |
| |
't Is bruiloft in de weide:
't Is bruiloft op het lant.
En huppelt hant aen hant,
Door ongeveinsde min gepaert,
Door reine liefde en trouw vergaert.
De Zuidt- en Noortzy paren
Zich in dit paer te hoop.
De tweedraght is vervaren:
Men leit een' vasten knoop.
Men weet van lantkrackeel, noch nijt,
Van wederwaerdigheit, noch spijt:
Men zoent, omarmt, bemint en vrijt.
Wij zien de huisliên blijde
De Heemraet leit den Haet aen toom,
De Koeien geven melck en room.
Het is al boter tot den boôm,
Men zingt al Pais en Vree.
| |
Niet zonder reserve.
Maar een voorzichtig historicus, Prof. Blok, besluit zijn relaas van de vredehandel niet met zulk een idylle. Hij heeft ook zijn kritiek. En om de gegrondheid van die kritiek is een citaat uit zijn werk een beter besluit van dit hoofdstuk dan de Vondeliaanse jubel.
‘Vrij en frank volkomen onafhankelijk, trad de jonge Republiek op onder de mogendheden van Europa, in het rustig bezit van al wat zij op de Spanjaarden had veroverd, rijk en bloeiend door den handel, welks belangen bij het vredesverdrag vooral door het sluiten van de Schelde zeer in het oog waren gehouden. Het succes, door Pauw en de zijnen behaald, was inderdaad groot. Maar aan de andere zijde, de uitbundige vreugde en de grenzenlooze dankbaarheid van den erfvijand, de
| |
| |
toorn en verontwaardiging van den bondgenoot wijzen op de bedenkelijke middelen, waardoor het onbetwistbaar schitterende succes was verkregen: de traktaten met Frankrijk waren deerlijk geschonden en wie gevoel heeft voor trouw aan gesloten verdragen, hij zal moeten erkennen, dat onze trots over den vrede van Munster aanzienlijk dient te dalen bij de gedachte aan de daarbij getoonde trouweloosheid jegens onzen bondgenoot, wien wij aan zijn lot overlieten op het oogenblik, toen den gemeenschappelijken vijand het water aan de lippen was gekomen.’ |
|