Schemering.
Een diepe, schemerende zolder, een vroegere noodzaal, bruin duisterend onder de hoog-verdwijnende dakspanten.
In 't taaie winterlicht, weemoedig kruipend door bestofte ruitjes, lange rijen bruin geschilderde kribben, dicht gevuld met diepe schaduwen.
Ver, aan 't eind, een trillende, stuivende donkerte, grijs warrelend naar de diepe hoeken en daarin, hoog tegen het dak, een klein, rond venstertje, wit door den hemel, scherp afgesneden in het zwart erom heen.
Een suizende stilte, traag hangend onder